De herverdeling van het fortuin van de allerrijksten moet beter. Kan de christelijke geloofsgemeenschap daar misschien bij helpen?
De christelijke geloofsgemeenschap heeft traditioneel grote zorg besteed aan het lot van de armen. Maar ook aan het heil van de rijken besteedde ze veel aandacht. De reden ligt voor de hand. In het evangelie staat heel duidelijk: voor de rijke is het moeilijker om het Rijk Gods binnen te treden dan voor een kameel om door het oog van een naald te geraken. Wie daarbij nog toelichting wil, die moet de parabel lezen van Lazarus en de rijke vrek. Die passages maakten toen – en nog altijd – grote indruk.
Vanaf de vierde eeuw, de tijd van Ambrosius, Hieronymus en Augustinus, hebben nogal wat ontzaglijk rijke Romeinse burgers zich aangesloten bij de geloofsgemeenschap. Dat heeft een delicaat probleem gesteld. Hoe kunnen die een plaats krijgen in de christelijke gemeenschap? Die vraag heeft aanleiding gegeven tot scherpe controversen, die meesterlijk beschreven zijn door de befaamde historicus Peter Brown (Through the Eye of a Needle, Princeton, 2012). Veel van de toen ontwikkelde denkbeelden verdienen onthouden te worden. Want er zijn thans, meer dan toen, mensen met meer geld dan voor hen heilzaam is.
Is de strijd om de Champions League belangrijker dan de strijd tegen malaria, dan de opvang van vluchtelingen…?
Eén van de christelijke reacties ging ervan uit dat grote fortuinen altijd een smerige origine hebben en dat een gelovige er zich zo vlug mogelijk van moest ontdoen. De meeste reacties lieten de oorsprong van de rijkdom echter onbesproken en beperkten zich tot de vraag hoe die rijkdom weggeschonken of meegedeeld moest worden.
De heidense Romeinse cultuur verwachtte van de rijken dat ze genereus zouden zijn voor hun medeburgers. In ruil daarvoor zouden zij geëerd worden als weldoeners van hun stad. Gewaardeerd werden vooral het organiseren van spelen in het circus: (vaak letterlijk) halsbrekende paardenrennen, gevechten tussen mensen en wilde dieren en andere opwindende spektakels. En of die succes hadden. Augustinus, nochtans een uitmuntende predikant, klaagde dat zijn preken veel minder volk trokken op de dagen van de circusspelen.
Zo gezien is er sindsdien niet veel veranderd. Rijken die genereus willen zijn, besteden hun geld aan de transfer van sporthelden zoals Neymar (u weet het nog: van FC Barcelona naar Paris Saint-Germain voor 222 miljoen euro); een moderne versie van het oude ‘brood en spelen’. In de christelijke geloofsgemeenschap werden de rijken echter andere eisen gesteld. Zij moesten hun geld besteden aan de armen en aan goede werken, zoals het onderhoud van de clerus en van kerkgebouwen.
Daarop volgde een cruciale en nog altijd actuele vraag: Hoe en door wie zou dit geld herverdeeld worden? Mogen de rijken hun ‘aalmoezen’ naar eigen goeddunken besteden, aan een goed werk van hun eigen voorkeur? Zo zou de rijke weldoener veel mogen schenken aan één goed werk en dus weinig aan andere goede werken. Die manier van herverdelen wordt nog altijd met klem verdedigd, bijvoorbeeld door conservatieven in de VS. De overheid mag zich met dit privé initiatief niet bemoeien.
Mogen de rijken hun ‘aalmoezen’ naar eigen goeddunken besteden, aan een goed werk van hun eigen voorkeur?
De conservatieven hebben een punt. Deze manier van herverdelen heeft het voordeel een persoonlijke relatie tot stand te brengen tussen weldoener en begunstigde. Geen gezaghebber mag dergelijke relatie onmogelijk maken. Maar meestal vinden rijken en armen deze relatie confronterend en niet erg aantrekkelijk, om redenen die zich laten raden.
Daarom heeft men de rijken in christelijke kringen al vroeg aangemaand hun geld te schenken aan een vertegenwoordiger van de gemeenschap; aan haar bisschop, erop vertrouwend dat die zou instaan voor de verdere herverdeling. Dan zouden vele armen in aanmerking komen voor een meer bestendige (geïnstitutionaliseerde) armenzorg via voedselbedeling, hospitalen, behuizing. Minder ophefmakend dan de aalmoes van Sint Martinus die de helft van zijn mantel aan een bedelaar gaf. Maar op termijn wel doeltreffender.
In onze tijd wordt een zekere mate van herverdeling niet verwacht van de vrijgevigheid van de rijken maar afgedwongen door de politieke overheid, met name door belastingen. De politieke overheid kan in deze meer doeltreffend optreden dan de kerkelijke overheid van weleer. Volgens velen evenwel nog niet doeltreffend genoeg. Het waanzinnige bedrag voor de transfer van Neymar bewijst dat. Had men deze miljoenen niet beter kunnen besteden? Is de strijd om de Champions League belangrijker dan de strijd tegen malaria, dan de opvang van vluchtelingen…?
De politieke overheid kan in deze meer doeltreffend optreden dan de kerkelijke overheid van weleer.
De overheid moet dergelijke eenzijdige weldadigheid verhinderen. Dat moeten de gelovigen leren inzien. Wat niet belet dat het herverdelingsbeleid van de overheid steeds tekorten vertoont. Dan kunnen en moeten privé initiatieven, bijvoorbeeld van de kerken, in de bres springen. Zo hebben de kerken thans niet minder verantwoordelijkheid dan toen.