Het Tweede Vaticaans Concilie was een taalgebeuren. De veranderende identiteit van de Kerk uitte zich in een veranderende woordkeuze, zo laat Ernst Bolsius SJ zien in dit vijfde deel van het conciliefeuilleton.
Stijl is geen bijkomstigheid, maar een wezenlijk element. Het maakt een essentieel verschil of men zich uitdrukt in gezagsvolle, juridische, veroordelende termen, of in uitnodigende, bijbelse, adhesie oproepende bewoordingen. Dat uit zich zelfs in de woordkeuze van de opstellers van de documenten. Stijlkeuze is identiteitskeuze.
Een keuze over wat voor soort instelling de Kerk moest zijn in de opvattingen van het concilie. Men koos ervoor om de positieve aspecten te prijzen en de identiteit van de Kerk vast te leggen op die basis, in plaats van de Kerk goed te doen lijken door anderen slecht af te schilderen. Voor de eerste maal in de geschiedenis werd de Kerk niet gezien als boven alle partijen staand, door goddelijk gezag op waarheid gebouwd instituut, maar als bron van het streven naar waarheid en gerechtigheid in een verwarde wereld. Niet exclusief, maar inclusief.
Het Vaticaans Concilie was een taalgebeuren. Woorden als broeders en zusters, vriendschap, samenwerking, vrijheid, dialoog, zoektocht, ontwikkeling, waardigheid, geweten, collegialiteit, volk van God vonden hun ingang in de verschillende documenten.
Het Vaticaans Concilie was een taalgebeuren
Zij vervingen woorden als wet, definitie, monoloog, rivaliteit, wantrouwen, dwang, gehoorzaamheid, ontrouw. De sterk benadrukte verticale richting moest plaats maken voor een meer horizontale. Toch werd het verticale niet ontkend, maar gemodificeerd en daardoor evenwichtiger gemaakt. Het was niet de bedoeling om af te schaffen, maar om terug te keren tot een traditie die meer het wezen van de Kerk uitmaakte dan de alleen op pas voorbije eeuwen gebaseerde traditie.
In haar algemene oriëntatie, zoals uitgedrukt in haar meest kenmerkend woordgebruik, heeft de kerk een beeld geschilderd van de ideale christen. Dat beeld, het veelzijdigst uitgedrukt in Gaudium et Spes, doet meer denken aan de leer van de Kerkvaders uit de Oosterse kerken dan aan Augustinus (die dat beeld eeuwenlang heeft bepaald vanuit zijn nogal pessimistische zienswijze), en is meer gericht op verzoening met menselijke cultuur dan op verwijdering ervan, meer op goedheid dan op zonde, meer op vriendschap en aanmoediging dan op verdachtmaking en beschuldiging.
De keuze van stijl was tegelijk een theologische keuze. Het resultaat was een boodschap die tegelijk traditioneel en vooruitstrevend was, profetisch en aanmoedigend. In een wereld verscheurd door conflicten en oorlogsdreiging was het een woord van hoop en bemoediging, dat zijn weerklank vond in de diepste menselijke verlangens. “Vrede op aarde aan de mensen van goede wil.”
Deze verandering in stijl heeft wezenlijke gevolgen gehad voor de tijd erna. Maar het zijn niet allemaal positieve gevolgen geweest. Integendeel. Daarvoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen. Allereerst groeide er een nieuwe generatie van mensen op, die geen weet meer had van de voorbije kerkelijke praktijken, en veel meer behoefte had aan andere oriëntaties dan die geboden door het concilie. Ten tweede kwamen er andere pausen, die ten tijde van het concilie niet echt van harte hadden ingestemd met de veranderingen die er kwamen, en zich met hart en ziel inzetten voor een Kerk meer gebaseerd op ‘de eeuwige waarden’. Ten derde probeerde de pauselijke curie op alle mogelijke manieren het terrein terug te winnen dat zij door het concilie had verloren. Ten vierde veranderde het wereldbeeld veel sneller dan men in de tijd van het concilie voor mogelijk had gehouden; het secularisme deed zijn intrede.
1. Een gespannen start – 2. Verwarring over de liturgie – 3. Hete hangijzers – 4. Herbronning en vernieuwing – 5. De taal van het concilie – 6. Seculier? – 7. De ‘verrechtsing’ van de Kerk – 8. De gezagscrisis – 9. Het heil van de Kerk.