In de vorige eeuw veranderde de liturgie van de katholieke Kerk ingrijpend. Wat was de gedachte achter deze veranderingen? Deel 2 van het feuilleton over de bewogen geschiedenis van het Tweede Vaticaanse Concilie.
Een van de meest succesvolle concilieteksten is het eerste schema over de liturgie, getiteld Sacrosanctum concilium. Het bouwde voort op de reeds begonnen hernieuwing van de liturgie onder Paus Pius XII, maar ging tegelijk verder in het onderstrepen van het belang van actieve deelname van de gelovigen in de liturgie, en met name in de Heilige Mis. Daaraan werden alle andere voorgestelde veranderingen onderworpen. Het ging met name over begrijpelijkheid en eenvoud in de eucharistische liturgie. Zo kwam men vanzelf op het gebruik van de landstaal in plaats van het voorgeschreven gebruik van het Latijn, iets dat met enige aarzeling en voorbehoud werd aanbevolen.
Het schema werd over het algemeen enthousiast ontvangen, met name door bisschoppen uit missielanden die het einde van het Latijn zagen als een einde van het kolonialisme, en door bisschoppen uit de Orthodoxe kerken die met het Latijn niets aan konden. Bij de eerste stemming bleek dat een overweldigende meerderheid voor het schema was. Na enkele aanvullingen en verbeteringen werd het in 1963 met een overweldigende meerderheid aangenomen: 2.147 voor, 4 tegen.
De eucharistische liturgie werd gehaald uit de sfeer van de priester die met de rug naar het volk in voor de meesten onbegrijpelijke taal voorgaat
Het belang van dit schema zit hem vooral in de onderliggende filosofie: de eucharistische liturgie werd gehaald uit de sfeer van de priester die met de rug naar het volk in voor de meesten onbegrijpelijke taal voorgaat, en de gelovigen die onderwijl zichzelf bezig houden met het volgen uit een missaal met vertaling, of met een andere activiteit; naar het gemeenschappelijk vieren van priester en gelovigen, waarbij de priester zich met het gezicht keert naar de mensen die zoveel mogelijk actief deelnemen in gezongen en gesproken tekst , en het geheel dus het karakter van een grote groep krijgt, waarbij het verschil tussen voorganger en gelovigen slechts secundair is.
Dit alles kreeg niet ineens gestalte; het duurde tot 1975 voordat door een aantal maatregelen het vernieuwde karakter van de eucharistie ten volle kon worden beleefd. Maar het begin was gelegd, en zou in de daaraanvolgende jaren steeds vaster vormen aannemen. Ook zouden echter in de daaropvolgende jaren tegenbewegingen ontstaan die een terugkeer naar de oude vormen van voor het concilie voorstonden.
Er ontstond zodoende verwarring in details: het al of niet in twee gedaantes ter communie gaan; het geknield ontvangen van de hostie op de tong, of het staande ontvangen van de hostie op de hand; het zingen van aan de tijd aangepaste liederen of het handhaven van reeds door de traditie ingekleurde en in sommige gevallen op taalgebied moeilijk nog te aanvaarden gezangen; het traditionele gregoriaans of de ‘Sangmesse’, enzovoort.
Het geheel belichaamde dat wat reeds van het begin af aan duidelijk werd aan de bijeengekomen participanten: over het algemeen wilde men de door paus Johannes XXIII ingevoerde en benadrukte aggorniamento volgen, terwijl men voortdurend de in sterkte toenemende tegenstand van de curie, het pauselijke apparaat, ondervond.
Deze laatste groep begon zich steeds meer bedreigd te voelen in wat voor hen van allesoverheersend belang was: het kerkelijk gezag, geconcentreerd in paus met aanhangende curie, en bisschoppen uit de gehele wereld die kennelijk niet alles over hun kant lieten gaan. In de komende schema’s werd deze strijd steeds meer gevoeld, vooral toen bleek dat de nieuwe paus, Paulus VI, niet onverdeeld de vernieuwing steunde, maar zijn bedenkingen had. In de laatste schema’s zou dat overduidelijk blijken. Maar allereerst kwamen nog de schema’s over de ‘bronnen van de openbaring’, waarbij vooral de verhouding tussen heilige schrift en de traditie onderwerp was.
1. Een gespannen start – 2. Verwarring over de liturgie – 3. Hete hangijzers – 4. Herbronning en vernieuwing – 5. De taal van het concilie – 6. Seculier? – 7. De ‘verrechtsing’ van de Kerk – 8. De gezagscrisis – 9. Het heil van de Kerk.