Kunnen spiritualiteit en theologie met elkaar door één deur? Die vraag stond centraal in de inaugurele rede die theoloog Henk Witte, bijzonder hoogleraar aan de Xaverius-leerstoel, vanmiddag uitsprak. Een interview.
Professor Henk Witte was sinds 2010 enkele jaren bijzonder hoogleraar aan de Xaverius-leerstoel aan de Universiteit van Tilburg. De leerstoel, vernoemd naar de heilige Franciscus Xaverius, een van de eerste jezuïeten, is ingesteld door de Nederlandse Provincie van de Sociëteit van Jezus.
“De officiële leeropdracht is de relatie tussen theologie en spiritualiteit vanuit een ignatiaans perspectief”, zo vertelt Witte. “De vraag waar ik me vooral mee bezig zal houden is hoe theologie en spiritualiteit al dan niet door één deur kunnen. De verhouding tussen die twee is altijd enigszins gespannen geweest, en zeker sinds de late middeleeuwen zijn theologie en spiritualiteit uit elkaar gegroeid. Theologie heeft een duidelijk wetenschappelijke en een kerkelijke component. Zij moet in zekere zin de grenzen bewaken: dit kan wel en dit kan niet door de kerkelijke beugel. Maar spiritualiteit is nu net grensoverschrijdend, het is voortdurend in beweging, juist omdat het ervaren van God centraal staat. Waar de theologie bijvoorbeeld wil onderzoeken wat we precies over Christus kunnen weten, is de spiritualiteit er vooral in geïnteresseerd Christus te ervaren. Dat geeft soms kortsluiting.”
Die spanning, zo gaat Witte verder, speelde een belangrijke rol in de tijd dat de jezuïetenorde werd opgericht. Grondlegger Ignatius van Loyola heeft in Spanje de nodige conflicten gehad met de dominicanen. De dominicaan Melchior Cano, een tijdgenoot van Ignatius, definieerde tien legitieme ‘vindplaatsen’ van de theologie: onder meer de Bijbel, het kerkelijk leergezag en de kerkvaders, maar ook de rede, de filosofie en de geschiedenis. Witte: “Maar spiritualiteit stond niet in het rijtje. Cano zag spiritualiteit, anders dan Ignatius, dus niet als vindplaats van de theologie. In die tijd werden mystici als Johannes van het Kruis en Teresa van Avilla daarom gewantrouwd door veel theologen. Pas veel later werden ze gerehabiliteerd en uiteindelijk, en dan zijn we in de twintigste eeuw, zelfs tot kerkleraar uitgeroepen.”
“Ignatius heeft geen leercorpus achtergelaten, zoals veel theologen voor hem, maar een manier van doen.” In die manier van doen zitten volgens Witte veel bruikbare elementen om de spiritualiteit en theologie met elkaar te verzoenen. “Ik denk aan het onderscheiden van geesten, wat gaat over de vraag: hoe neem ik een goede beslissing? Dan is er de notie van Sentire cum ecclesia, het meevoelen met de kerk, wat neerkomt op de vraag hoe je het individu en de gemeenschap bij elkaar houdt. En tot slot Ignatius’ leuze Ad maiorem Dei gloriam, de bereidheid om alles te doen ter meerdere eer van God. Dat kun je op verschillende manieren uitleggen. Er zit iets in van de houding van dienstbaarheid die Ignatius voorstond. Maar je kunt ook verder gaan en zeggen: wat is die eer van God dan? Dat is dat je God tot Zijn recht laat komen, God als God. En hoe doe je dat? Hier helpt de heilige Irenaeus me een beetje: door de mens als mens tot z’n recht te laten komen.”
“Hier blijkt een derde begrip nodig om theologie en spiritualiteit met elkaar te verzoenen: pastoraat. Dat is het verbindende element; contact met mensen op ooghoogte om hen te brengen tot wat Ignatius noemde ‘het ware leven’.”
Voor meer informatie over de rede van prof.dr. Henk Witte, zie de website van de UvT.