De Kerk moet moet zich meer inlaten met het politieke leven, is een wens van sommigen. Volgens Guido Dierickx is zo’n inbreng van religie moeilijk, maar hij ziet een mogelijkheid.
Er gaan steeds meer stemmen op die onze kerkgemeenschap een voelbare rol willen zien spelen in het publieke/politieke leven. De privatisering van onze religie is te ver gegaan, menen zij. De verkonding van “het Rijk Gods” kan immers niet beperkt worden tot het geestelijk leven van individuele gelovigen, maar moet reiken tot het sociale en culturele samenleven, waar nodig met behulp van politieke beslissingen op lokaal, nationaal, internationaal niveau. Kortom, de kerkgemeenschap moet zich meer inlaten met het politieke leven.
Maar hebben de kerkelijke gezagsdragers dat vroeger ook al niet gedaan? Hebben zij daarbij geen beschamende misstappen begaan? Inderdaad, de tussenkomst van de Kerk in politieke kwesties houdt risico’s in. In onze streken heeft de Kerk ingezien dat haar optreden in de publieke, politieke arena niet anders kan dan kritiek aantrekken. Daarom heeft zij er wijselijk voor gekozen om diensten zoals onderwijs en ziekenzorg niet in eigen naam aan te bieden, maar uit te besteden aan bevriende organisaties; aan katholieke onderwijskoepels en christelijke mutualiteiten en dergelijke meer. Als de kerkelijke leiders dan toch verplicht worden om openlijk tussen te komen, kunnen zij dat risico beperken door op te treden als verzoener. Zo bijvoorbeeld voorheen in Columbia, in Noord-Ierland, in Zuid-Soedan. Maar soms moet de Kerk nog verder gaan en partij kiezen. Mogen de Congolese bisschoppen stilzwijgend toezien op de verkommering van hun land onder het huidige régime? Niet tussenkomen houdt het risico in van schuldig verzuim. Denken we maar aan de sloomheid waarvan de Kerk blijk heeft gegeven in de sociale kwestie in onze negentiende eeuw.
Een grotere politieke rol voor de geloofsgemeenschap wekt niet enkel huiver in eigen rangen. Die claim wekt ook afkeer bij andere spelers in de hedendaagse politieke arena. Met name van de rechtse individualisten, die wij ten onzent “liberalen” noemen, en van onze Vlaamse volksnationalisten. Zullen wij hun bezwaren wegwuiven als die van ideologische tegenstanders? Nee, wij horen hun bezwaren naar waarde te schatten.
Ouderwetse liberalen, zielsverwanten van de Franse laïcisten, zijn allergisch voor de politieke bemoeiingen van kerkelijke zijde. Dat laten zij ook in Vlaanderen duidelijk merken. Omdat zij antireligieus zijn en gekant tegen religie als obscurantisme. Of omdat zij antiklerikaal zijn. In dat geval zijn zij niet gekant tegen de religie als zodanig. Zij zijn wel tegenstander van de georganiseerde religie en voorstander van de privatisering van de religie.
En dus zijn zij ook beducht voor de pressie en het lobbyen door katholieke mutualiteiten
Aan die houding gaat een lange traditie vooraf. Tijdens de Franse revolutie wilden hun Jakobijnse voorvaderen het middenveld tussen de individuele burgers en de republikeinse overheid uitschakelen. Trouw aan dit gedachtegoed vinden zij zowat alle grootschalige organisaties in de samenleving verdacht. Die zouden in de weg staan tussen de individuele burgers en de door hen verkozen overheid. Vandaar hun afkeer van vakbonden die arbeiders organiseren en van alle verenigingen die aanvankelijk weliswaar enkel de dienstverlening aan hun leden beogen maar die zo nodig in de politieke arena kunnen optreden als belangengroepen. En dus zijn zij ook beducht voor de pressie en het lobbyen door katholieke mutualiteiten, onderwijskoepels enzovoort. Dit liberale uitgangspunt werd al gauw betwist door minder rechtse denkers. Immers, is organisatie niet het wapen van zwakkere individuen die zich willen verdedigen tegen sterkere?
Rasechte volksnationalisten brengen al evenmin veel waardering op voor georganiseerde geloofsgemeenschappen. Ja, soms verdedigen zij een religie (de christelijke) als behorend tot de culturele identiteit van het volk. Althans zo die geloofsgemeenschap zich bekent tot die culturele (bijvoorbeeld Vlaamse) identiteit en geen multiculturaliteit predikt. En zo haar hiërarchie zich niet “volksvreemd” opstelt tegen de verzuchtingen van haar kerkvolk. Liever geen hiërarchie dan een volksvreemde (bijvoorbeeld “franskiljonse”) hiërarchie. Recent sprak een vooraanstaand volksnationalist zich uit voor een “lutherse” kerkopvatting: voor een zwak kerkelijk leiderschap dat zich niet kan verzetten tegen de natuurlijke (etnische) ambities van het kerkvolk.
Ja, soms verdedigen zij een religie (de christelijke) als behorend tot de culturele identiteit van het volk.
Die gedachtegang maakt de inbreng van de religie in het politieke forum haast onmogelijk. Zonder haar organisaties kan de kerkgemeenschap daarin nauwelijks meespelen. Daarin klinkt enkel de stem van individuen die hun krachten en hun deskundigheid gebundeld hebben in organisaties. En die zodoende doordachte politieke standpunten kunnen verdedigen op een ook voor buitenstaanders geloofwaardige manier.