De verspreiding van het christendom over Europa is een geschiedenis van de lange adem. Een driedelige tentoonstelling laat de kerstening van Europa indrukwekkend zien.
In 313 vaardigde keizer Constantijn het Edict van Milaan uit. Hiermee kregen de christenen vrijheid van godsdienst. Zeventien eeuwen later wordt dit feit herdacht in een grote expositie in Paderborn, een onderneming van Duitse degelijkheid. De catalogus en de essayband wegen samen ruim zes kilo. Omdat de tentoonstelling te groot is voor één locatie, is deze verdeeld over drie musea. De titel luidt: ‘Credo, de kerstening van Europa in de middeleeuwen’.
Het eerste deel van de tentoonstelling, in het dommuseum, heeft als titel meegekregen: Lux Mundi. Aan de hand van 340 objecten wordt het verhaal verteld van de verbreiding van het christendom vanuit Rome onder de Franken in het huidige Frankrijk, de Ieren, de Angelen en de Saksen in Engeland, de Scandinaviërs. We zien hoe in het Romeinse rijk christelijke ideeën worden uitgedrukt in de Grieks-Romeinse beeldtaal.
Met de verspreiding van het christelijke gedachtegoed in de nieuwe, barbaarse rijken komen ook antieke vormen mee. Dat is in de eerste plaats de menselijke gestalte, een motief dat Kelten en Germanen vanuit hun eigen traditie niet kennen. Deze wordt vermengd met inheemse vormen, zoals gestileerde dierfiguren en vlechtbandmotieven.
Het tweede deel van de tentoonstelling, in het middeleeuwse keizerlijke paltsgebouw, is getiteld: In hoc signo. Deze woorden hoorde keizer Constantijn terwijl hij in de hemel het teken van het kruis zag verschijnen. In dit teken zou hij zijn vijand Maxentius in 312 bij de Milvische Brug bij Rome overwinnen. Hierna krijgen de christenen vrijheid van godsdienst en wordt hun religie door de keizer ondersteund. Vanaf nu gaat de verbreiding van het christendom hand in hand met de wereldse belangen van de vorst, die van zijn kant het christendom beschermt.
Het gebruik van overmacht bij bekering werd niet door iedereen goedgekeurd
We kunnen hier ook denken aan de overwinning van Karel de Grote op de Saksen en hun gewelddadige bekering. Verder aan de bekering van de Slaven vanuit het Westen en vanuit het Oosten. Ook hier spelen politieke belangen een rol. Zo liet groothertogin Olga uit Kiev zich in 1055 dopen volgens de Byzantijnse ritus om zich zo van de steun van Byzantium te verzekeren. Toen de invloed van Byzantium te groot werd, vroeg ze aan de Westerse keizer Otto de Grote om missionarissen. Deze missie ging overigens niet door, wederom vanwege gewijzigde politieke omstandigheden. Ook kan gewezen worden op de onderwerping en gewelddadige kerstening van de Pruisen, Letten en Esten in de dertiende en veertiende eeuw. Deze actie werd opgevat als een kruistocht, uitgevoerd door de Duitse Orde, daartoe gemachtigd door de keizer van het Heilige Roomse Rijk. Het gebruik van overmacht bij bekering werd niet door iedereen goedgekeurd. Alcuin, de Angelsaksische geleerde die aan het hof van Karel de Grote verbleef, en Liudger, bisschop van Münster, keurden Karels handelwijze af. Dat missionering ook op vreedzame wijze mogelijk was blijkt uit de verkondiging van Cyrillus en Methodius onder de Slaven en van bisschop Otto van Bamberg in Pommeren in de twaalfde eeuw.
Het derde deel van de tentoonstelling, Quo vadis, in de Städtische Galerie Am Abdinghof, evenals het paltsgebouw vlak bij het dommuseum gelegen, is gewijd aan gebruik of misbruik in latere tijden van missionarissen of heersers die bij de kerstening een rol hebben gespeeld.
Zo speelt Bonifatius als ‘apostel van de Duitsers’ een rol in de negentiende eeuw als nationaal symbool. Op een schilderij van Alfred Rethel uit 1835 zien we hem staan op de stomp van de door hem omgezaagde eik van Donar, omgeven door een aandachtig Germaans gehoor. Hij wordt niet in priesterlijke of bisschoppelijke gewaden weergegeven, zodat de afbeelding niet aan een bepaalde confessie gebonden is.
De kerstening van Europa is een lange geschiedenis. Litouwen is het laatst gekerstend. Dit gebeurde toen grootvorst Jagiello zich in 1385 liet dopen, zodat hij kon trouwen met de Poolse troonopvolgster. En de kerstening was niet overal meteen honderd procent. Dit wordt bijvoorbeeld geïllustreerd aan de hand van een perkamenten blad uit Ierland uit ongeveer 800, dat via Ierse monniken in Sankt Gallen is terechtgekomen. Aan de ene kant is de evangelist Matteüs weergegeven, aan de andere kant staan magische teksten waarin Ierse goden worden genoemd.
Op de tentoonstelling zijn bekende stukken te zien uit de vroegchristelijke periode, afkomstig uit diverse musea, waaronder die van het Vaticaan. Verder minder bekende stukken uit vele andere musea en kerkelijke schatkamers, zo’n 170 in getal. De tentoonstelling, waar 713 objecten te zien zijn, is te groot om in één keer gezien te worden. Gelukkig is daar nog de catalogus waarin we alles, met een gedegen beschrijving erbij, terug kunnen vinden.
In een periode van secularisatie, een tijd die ook wel postchristelijk wordt genoemd, is het goed weer eens aan de wortels herinnerd te worden van onze cultuur: de joods-christelijke erfenis, naast de Grieks-Romeinse oudheid en de inbreng van de nieuwe volken. Kerk en staat liggen niet meer in elkaars verlengde, het christendom is geen massagoed meer. Maar voor velen heeft het christelijke gedachtegoed zijn oorspronkelijke functie behouden als bron van inspiratie en als levensoriëntatie.