Op 27 oktober vond in Assisi een bijeenkomst plaats van religieuze leiders uit de hele wereld. Het was precies 25 jaar nadat paus Johannes Paulus II in diezelfde stad zijn bijeenkomst had belegd, die wereldwijd veel belangstelling en enthousiasme oogstte. Waarom is deze nieuwe bijeenkomst zo aan onze aandacht ontsnapt? Het weekblad America, verbonden met de Amerikaanse jezuïeten, geeft hiervan een scherpe analyse. Hieronder enkele citaten uit dit artikel.
“Als men kijkt naar de nieuwswaarde, kon de bijeenkomst van 2011 niet in de schaduw staan van de pure glans van die in 1986. De christelijke leiders, staande in een halve cirkel in de Franciscus-basiliek van Assisi, samen met de Dalai Lama, gewaden in alle kleuren van de regenboog, prachtige hoofdbedekkingen: het had zijn weerga niet gekend. De 160 leiders van de grote wereldgodsdiensten, samengeroepen door paus Johannes Paulus, kwamen niet bijeen om “samen te bidden”, maar “kwamen in het openbaar bijeen om gelijktijdig te bidden”. Dit fijne onderscheid ontging de meeste toeschouwers, die vooral onder de indruk waren van de rituele vuren, de trommels en veren en de aanroeping van de geesten. Deze beelden (een gevaar van syncretisme) vormden een bevestiging van de vrees van de toenmalige kardinaal Ratzinger, die de bijeenkomst dan ook heeft geboycot.
Die eerste Assisi bijeenkomst trof de verbeelding van de mensheid. Gealarmeerd door de vrieskou in internationale relaties, deed paus Johannes Paulus een beroep op de spirituele kracht van de wereldreligies en zette hij een beweging in gang ten dienste van de vrede over heel de wereld. Er lag geen diepe theologische beschouwing aan te gronde; de katholieke Kerk, wier taak de verkondiging van de blijde boodschap is, wil simpelweg het algemeen belang van de mensengemeenschap bevorderen en de boodschap van vrede uitdragen die in het hart ligt van elke religie.
Als de bijeenkomst van 2011 minder dramatisch was, dan was het omdat de niet-christelijke afgevaardigden niet zoals eerder van het hoogste niveau waren, maar zeker ook omdat de kern van 1986 – het gebed in het openbaar – ontbrak. Bij de eerste reprise in 2002 – toen de al fragile Johannes Paulus opnieuw de religieuze leiders bijeenriep om de donkere wolken van 11 september te verdrijven, baden de gedelegeerden niet meer in het publiek, maar verdeeld over religieuze groepen op verschillende locaties in Assisi. Maar gebed stond nog steeds centraal.
Ditmaal was het anders. Eerder dan een dag van gebed was het een “pelgrimstocht”, een moment van “bezinning en dialoog”, waarbij iedere deelnemer zich terugtrok in zijn kamer in het retraitehuis voor “een periode van stilte tot bezinning en/of persoonlijk gebed”. Het enige dat in het openbaar plaatsvond waren redevoeringen, kort en zonder veel inhoud.
Wat ontbrak was de gemeenschapsgeest. De eerdere bijeenkomsten waren georganiseerd door Sant’Egidio en de Focolare, bewegingen van jongeren die zich ten diepste engageren met verzoening over grenzen heen. Maar ditmaal was de organisatie stevig in handen van de Romeinse Curie. Het gevolg was dat deze bijeenkomst – ondanks warme omhelzingen op het eind – meer het karakter had van een topconferentie dan wat de Italianen “un incontro”, een ontmoeting noemen.
Toen godsdienst in de publieke belangstelling stond, als enerzijds bouwer aan gerechtigheid en anderzijds als legitimatie voor geweld, was het noodzakelijk te benadrukken dat vrede een kernwaarde is van elke ware religie. Daarom stond – of het nu het gebed in gezamenlijkheid van 1986 of het afzonderlijke gebed van 2002 betreft – het winnen van het hart van de wereld voor de reddende en helende kracht van God – hoe ook verstaan – centraal. Bij de recente bijeenkomst is – in de woorden van de Engelse jezuïet Michael Burns – “het getuigenis van biddende bezinning vervangen door een meer theologisch debat over de betekenis van de godsdienst zelf, waarbij een krachtige symboliek wordt opgeofferd aan routinematige redevoeringen”.
Veel van hen die geëngageerd waren met de vorige Assisi-bijeenkomsten vrezen dat de visie daarvan voorgoed is verdwenen. De bijeenkomst van 1986 was een dapper, profetisch gebaar, de intuïtie van een paus die zag wat nodig was en dat ook deed. Het was bedoeld als een eenmalige gebeurtenis. Maar het vormde de aanzet tot een wereldwijde beweging, een diep religieuze bijdrage aan de wereldvrede. Het is nooit de bedoeling geweest er een theologische onderbouwing aan te geven, maar mensen ervoeren het als komend van God: uitgedrukt in symbolen, dicht bij het hart, niet bij het hoofd.
Vijfentwintig jaar later heeft paus Benedictus deze beweging herbevestigd, in kerk en wereld, en ze op een nieuwe weg gezet. Maar te grote aandacht voor theologische rechtzinnigheid en het minimaliseren van het spirituele element kunnen best eens het vuur van weleer – dat al deze jaren brandend is gebleven – gereduceerd hebben tot een kwijnende vlam.”
Het oorspronkelijke, Engelstalige artikel is hier te vinden. Vertaling en samenvatting: Jan Peters SJ.