Nu het stof van de controverse is neergedaald, zet de Zuid-Afrikaanse jezuïet Anthony Egan de feiten op een rijtje. Is de paus nu wel of niet van mening veranderd over het gebruik van condooms? In hoofdlijnen niet, meent Egan – maar een subtiele verschuiving van perspectief doet een glasnost vermoeden.
Is de paus van gedachten veranderd? Kunnen condooms nu wél door de beugel? En hoe zit het dan met de encycliek Humanae Vitae? Velen hebben zich deze vragen gesteld na het naar buiten komen van de opmerkingen van paus Benedictus XVI over anti-conceptie in het interviewboek Light of the World.
Allereerst wil ik naar voren brengen dat deze opmerkingen geen verandering inhouden ten opzichte van Humanae Vitae. De paus heeft het verbod op het gebruik van kunstmatige anticonceptiemiddelen, zoals geformuleerd in die encycliek van paus Paulus VI uit 1968, niet opgeheven. Evenmin heeft hij beweerd dat condooms een panacee zijn voor de AIDS-epidemie. In het interview beklemtoont hij heel duidelijk dat condooms niet gezien kunnen worden als dé oplossing, of zelfs nog maar een belangrijke oplossing, voor het probleem. Condooms zijn niet honderd procent effectief in de preventie van HIV-besmetting en kunnen mensen een vals gevoel van zekerheid geven dat hen kan stimuleren om onnodige risico’s te nemen.
Desalniettemin denk ik dat er wel degelijk een iets andere toepassing van Humanae Vitae in de woorden van de paus doorklinkt. Tot voor kort verwierp het Vaticaan officieel de suggestie dat het gebruik van condooms om de verspreiding van HIV tegen te gaan, was toegestaan vanwege een uitzondering die Humanae Vitae maakt als het gaat om het medisch gebruik van de pil (voor het reguleren van de menstruatiecyclus). Deze weinig bekende uitzondering luidt:
“De Kerk acht evenwel het gebruik van de therapeutische middelen die voor de genezing van de ziekten van het lichaam noodzakelijk zijn volstrekt niet ongeoorloofd, zelfs niet wanneer men kan voorzien, dat deze tot verhindering van de voortplanting zullen leiden, mits deze verhindering, om welke reden ook, maar niet rechtstreeks wordt beoogd.” (Humanae Vitae, 15)
We zien hier wellicht een erkenning van de klassieke doctrine van het ‘dubbele effect’, die stelt dat een handeling op een goed effect gericht moet zijn, ook al voorziet degene die de handeling uitvoert een slecht effect; waarbij het goede effect moet opwegen tegen het slechte effect. Toegepast op het gebruik van condooms: het ‘slechte effect’ (anticonceptie) is niet het middel waardoor het ‘goede effect’ (preventie van HIV-besmetting) bereikt wordt, maar eerder een neveneffect van het beoogde goed.
Ik heb de indruk dat de paus deze clausule in Humanae Vitae nu wel degelijk impliciet toepast op de huidige situatie. En dat is een welkome ‘vernieuwing’ in de officiële kerkelijke leer die de paus in gesprek brengt met vele moraaltheologen – zowel behoudend als vooruitstrevend – die hier al jaren voor pleiten.
Tot slot wil ik stellen dat we hier te maken hebben met een verschuiving in de officiële katholieke leer en een herwaardering van de katholieke morele traditie. Wat we kunnen beluisteren in de woorden van de paus is ook een toepassing van het principe van totaliteit, waarbij men kijkt naar het totaalbeeld van een probleem om de moraliteit van een omstreden handeling te kunnen wegen. Een voorbeeld: we zullen het er allemaal mee eens zijn dat het amputeren van ledematen slecht is, aangezien je er een persoon mee verminkt. Maar wanneer een ledemaat door ziekte afsterft, is het toch gerechtvaardigd het te amputeren om verdere verspreiding van de ziekte te voorkomen. Daarmee kunnen we echter nog niet zeggen dat de amputatie een positief goed is; het is in feite het mindere kwaad.
Welnu, dergelijke klassieke morele noties leken vooralsnog niet sterk naar voren te komen in de officiële morele kerkleer, zeker niet waneer het om seksuele kwesties ging. Omdat de overdracht van het HIV-virus voor een belangrijk deel via seks plaatsvindt, is de ethiek van de HIV-preventie tot op heden ondergebracht onder, en vaak verward met, de ethiek van seksualiteit. In de uitspraken van paus Benedictus kunnen we wellicht een poging zien om de HIV-crisis in een bredere context aan de orde te stellen.
Diverse geestelijken en theologen pleitten eerder al voor een meer flexibele benadering van het probleem gebaseerd op een ruimere lezing van de katholieke morele traditie – in overeenstemming met eerbiedwaardige kerkleraren als Thomas van Aquino en Alfonsus van Ligouri. Zij zien zich nu bevestigd in hun denkbeelden. Wellicht is dit het beginpunt van een glasnost tussen het Vaticaan en dergelijke geestelijken en theologen. In plaats van langs elkaar of tegen elkaar in te praten, ontstaat er misschien een nieuwe modus operandi voor hen die het katholieke geloof delen, onderwijzen en onderzoeken: we praten met elkaar, onderzoeken elkaars ideeën op een respectvolle en collegiale wijze. We gaan er zelfs van uit dat ieder van ons op waarachtige wijze op zoek is naar zowel het Ware als het Goede.
Op buitenstaanders en vrijzinnigen in de kerk zullen de woorden van de paus overkomen als een vrij voorzichtige vernieuwing. Maar in mijn optiek is er reden voor een voorzichtig optimisme met veel bredere consequenties dan louter voor de HIV-crisis.
Anthony Egan SJ is een jezuïet uit Zuid-Afrika. Hij doceert aan het St Augustine College in Johannesburg en het St John Vianney Seminary in Pretoria.
Vertaling en samenvatting: Anton de Wit. Het volledige, Engelstalige artikel is te lezen op Thinking Faith.