Steeds minder Fransen noemen zichzelf katholiek (wat we al wisten). Is nu de rol van de katholieke kerkgemeenschap in Frankrijk uitgespeeld? Neen, laat nieuw onderzoek zien.
Frankrijk wordt wel eens de oudste dochter van de katholieke kerk genoemd. Maar heden lijkt ze meer de weggelopen dochter te zijn. Dat wordt nog eens bevestigd in het recente werk van Philippe Portier en Jean-Paul Willaime, La Religion dans la France Contemporaine (Armand Colin, 2021).
Dat is voor de overblijvende leden van de kerkgemeenschap een schrale troost.
Zoals in de omringende landen lijdt de Franse Kerk sinds jaren een aanzienlijk ledenverlies. In 1981 noemde nog 70 procent van de Franse bevolking zich katholiek (praktiserend of niet-praktiserend). In 2018 was dat nog 32 procent. Die evolutie ging samen met een forse toename van het aantal onverschilligen (37 procent) en van niet-gelovigen (21 procent). En natuurlijk ook met de aangroei van de aanhang van andere religies, vooral van de islam.
Deze cijfers zeggen meer over de omvang van de katholieke kerkgemeenschap dan over het religieuze geloof van de bevolking. Dat handhaaft zich veel beter. Het geloof in een leven na de dood is sinds 1981 niet verminderd maar toegenomen. Zo ook het geloof in het bestaan van de hemel en van de hel. Men zou kunnen beweren dat zich in Frankrijk een religiositeit heeft ontwikkeld buiten de kerkelijke instelling, zij het dat die religiositeit nogal verwaterd lijkt te zijn. Voor de overblijvende leden van de kerkgemeenschap is dat een schrale troost.
Waar moet die relatief kleine rest van het kerkvolk naartoe? Op die vraag bieden de cijfers onverwacht het begin van een antwoord. Lange tijd heeft men gemeend dat de oprukkende verstedelijking een verdere ontkerkelijking in de hand zou werken. Dat is niet langer waar. Het aantal praktiserende katholieken (in procenten) ligt iets hoger in grote stedelijke agglomeraties met meer dan een half miljoen inwoners dan in kleine landelijke gemeentes met minder dan vijfduizend inwoners. De reden is wellicht dat de Franse Kerk haar kaderleden, priesters bijvoorbeeld, vooral inzet in grote steden: leiderschap is belangrijk om tegen de stroom in te roeien.
Lange tijd heeft men gemeend dat het praktiseren van de religie zou dalen naarmate de scholing van de bevolking zou toenemen. Ook die stelling wordt door de recente cijfers tegengesproken. Opmerkelijk is immers dat alle sterke levensbeschouwelijke overtuigingen, zowel de religieuze als de atheïstische, steun vinden bij een hoge scholing. Kortom, mensen met een uitgesproken levensbeschouwing zijn vooral te vinden bij hooggeschoolde stedelingen.
Een grote meerderheid meent dat het Franse katholicisme te verzoenen is met de waarden van de Franse samenleving
Bovendien mag de katholieke cultuur meer dan vroeger rekenen op een zekere sympathie van de bevolking in haar geheel. Dat is vroeger anders geweest. Toen werd die cultuur vaak gezien als een gevaar voor de Franse Republiek of voor de sociale ontvoogding. Dat is niet langer het geval. Een grote meerderheid van de bevolking (91 procent) meent nu dat het Franse katholicisme te verzoenen is met de waarden van de Franse samenleving. Dit in tegenstelling tot de islam die slechts het vertrouwen geniet van 41 procent van de bevolking.
Dat alles laat enkele voorzichtige conclusies toe betreffende de toekomst van de katholieke kerk in Frankrijk (en in de omringende landen, zo mogen wij eraan toevoegen).
De katholieke kerk zal een minoritaire kerkgemeenschap zijn die steunt op kernvorming in een stedelijke omgeving en op de veerkracht van intellectueel ontwikkelde leiders. De tijd van de onberedeneerde, conventionele geloofsbeleving ligt grotendeels achter ons. Maar dat wisten we al.
Hierbij passen nog een tweetal nevenbeschouwingen. Wat gebeurt er met de marginale en met de voormalige leden van de kerkgemeenschap? Die worden in grote mate aangetrokken door geloofsgemeenschappen, christelijke en andere, die laagdrempelige eisen qua doctrinaire (theologische en intellectuele) vorming koppelen aan een sterk aanbod inzake affectieve gemeenschapsvorming. Dat verklaart waarom de evangelische protestanten terrein winnen ten koste van de meer traditionele protestanten.
Daarnaast dringt zich een tweede nevenbeschouwing op. De auteurs stippen aan dat het feit dat de (praktiserende) katholieken thans een minderheid vormen hen niet belet om sociaal en politiek actief te zijn. Het katholieke middenveld in Frankrijk, bijvoorbeeld de scholen, de zorginstellingen en de media, houdt goed stand. De kerkgemeenschap is nog steeds groot genoeg om in dit grote land de daarvoor benodigde medewerkers te vinden en ook om zich in het publieke forum te laten horen. En gehoord worden ze.
Er komt nu een zekere samenwerking tot stand tussen Kerk en Staat.
Het lijkt er zelfs op dat de Franse overheid meer dan vroeger geneigd is om voor haar beleid op bepaalde terreinen de steun van het confessionele middenveld te zoeken en daarvoor ook de nodige, onder andere, financiële, tegemoetkomingen te doen. Aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw wilde La République het onderwijs in eigen handen nemen en de onderwijscongregaties (zoals de jezuïeten) uit het land verbannen (wet van 1904). Die tijd ligt nu ver achter ons.
In de plaats van een strakke scheiding tussen Kerk en Staat komt er nu een zekere samenwerking tot stand. Zelfs een afgeslankte kerkgemeenschap kan in de Franse samenleving slechts node gemist worden. Een gelijkaardige trend zien we trouwens ook in andere landen. De verzwakking van het ledenbestand van de Kerk leidt niet tot een evenredige verzwakking van haar sociale invloed.