Rob Faesen bezocht de Parkabdij, die tot 1 augustus haar deuren opent ter gelegenheid van het 900-jarig bestaan van de norbertijnerorde. Je krijgt toegang tot verschillende recent gerestaureerde ruimtes. Een bezoek meer dan waard.
Het is een bijzondere plek; vlakbij de stad, maar toch omgeven door landelijk groen, met weides en koeien. De prachtige gebouwen van de abdij dateren grotendeels uit de zeventiende en de achttiende eeuw, maar de oorsprong van de abdij is veel ouder. Ze is gesticht in 1129, en is daarmee een van de oudste nog bestaande abdijen uit Vlaanderen. Belangrijker is dat de site uitzonderlijk goed bewaard is. Terwijl haast alle abdijen zwaar geleden hebben onder de Franse Revolutie, of onder het bewind van keizer Jozef II, is dat niet het geval met de Parkabdij.
Je kunt er de verschillende onderdelen zien van hoe, doorheen de eeuwen, een norbertijnerabdij functioneerde. Vanuit het poortgebouw kom je binnen. Eerst zie je de economische onderdelen, zoals het neerhof met de prachtige tiendenschuur – waar de pachters hun tienden kwamen leveren – de visvijvers, de groentetuin, de vroegere boomgaard, en zo meer.
Dan nader je het eigenlijke religieuze hart, via het locutorium (het vroegere gastenhuis) en de vleugel van de prelaat (de overste van de abdij). Nog verder binnenin het complex kom je bij het claustrum (het kloosterpand), de refter, de bibliotheek en vooral de kerk. Het gebed, waarvoor de kerk de ruimte biedt, is het innerlijke hart van alle activiteiten daarrond. Die kerk is een interessant gebouw. In de huidige, barokke gestalte dateert ze van 1729 maar men heeft indertijd enkele delen van de eerste romaanse kerk uit omstreeks 1300 goed zichtbaar bewaard. Wanneer je die opmerkt, kijk je als het ware doorheen de tijd.
De abdij is eeuwenlang zeer welvarend en ook invloedrijk geweest. Ze is gesticht door de graaf van Leuven en de prelaat van de abdij behoorde tot de hofraad van de hertogen van Brabant (de Staten van Brabant). Dat verklaart waarom de prachtige salons in de vleugel van de prelaat doen denken aan het interieur van een adellijk huis.
Een simpele, dagelijkse activiteit als eten krijgt zo een religieuze betekenis.
Toch valt het bij een bezoek op hoe intens religieus deze gemeenschap leefde, en dit in oneindig veel details uitdrukte. Een voorbeeld: de plafonds van de refter zijn versierd met verschillende scènes uit het Oude en Nieuwe Testament, die verband houden met onder andere het laatste avondmaal. Een simpele, dagelijkse activiteit als eten wordt zo omgevormd en krijgt een religieuze betekenis. Niet zozeer dat deze plafonds zijn gedecoreerd, is opmerkelijk, wel wat de decoratie voorstelt.
Een ander voorbeeld: de plafonds van de bibliotheek (zie hierboven). Ook die geven aan de ruimte een religieuze betekenis. Aan de ene zijde zien we de vier evangelisten, aan de andere zijde de vier grote kerkvaders Augustinus, Ambrosius, Gregorius en Hieronymus, en in het midden Norbertus. Zo wilde de gemeenschap haar intellectuele werk symbolisch helemaal in het hart van de Kerk plaatsen, en wel in de meest fundamentele geloofsreflectie. Deze kunstige plafonds in stucwerk zijn trouwens recent gerestaureerd, en worden helder uitgelegd in de tentoonstelling.
In het vroeger locutorium (gastenhuis) is momenteel het museum Parcum gehuisvest, dat tegelijk expertisecentrum is voor religieuze kunst en cultuur, en religieus erfgoed – enigszins te vergelijken met het Utrechtse Catharijneconvent. Parcum is nog relatief jong, maar heeft al mooie initiatieven genomen.
Eindelijk uitleg die helder en informatief is
De huidige tentoonstelling over 900 jaar norbertijnerorde bevat prachtige stukken – schilderijen, manuscripten, liturgische voorwerpen en meer – en geeft een uitstekend beeld van de oorsprong en de ontwikkeling van de orde. Men heeft met veel zorg getoond dat het geestelijke leven het hart is van de orde van Norbertus. Deze orde is maatschappelijk en kerkelijk doorheen de eeuwen bijzonder invloedrijk geweest in de Lage Landen, maar het geestelijk leven was vanaf het begin het levende hart.
Op de zolder van Parcum is de permanente collectie te zien, met objecten uit de erfgoedcollectie, afkomstig uit verscheidene religieuze ordes en congregaties. Het zijn vooral voorwerpen die thuishoren in de devotionele cultuur. Ik heb wel meer gelijkaardige tentoonstellingen bezocht in binnen- en buitenland, en vaak ben ik ongelukkig met de wat neerbuigende toon van de commentaren die de musea erbij plaatsen. In Parcum was ik aangenaam verrast: eindelijk uitleg die helder en informatief is, en gepaste eerbied heeft voor de geestelijke inhoud van het tentoongestelde.
Foto’s: © Cédric Verhelst. Meer beeldmateriaal van de Parkabdij vind je hier.