Dirk heeft pech. Heel veel pech. Na een maagverkleining deed hij de ene complicatie na de andere en wat een verblijf van drie dagen hospitaal moest worden, is ondertussen uitgegroeid tot een lijdensweg van vier weken in twee verschillende ziekenhuizen. Het grote verschil dat hij merkt tussen die twee hospitalen, is de menselijkheid van de verzorgenden.
Dirk was veel te dik. Zijn dokter gaf hem de keuze; tien jaar langer leven met een maagverkleining of verder frieten met mayonaise eten en vroeg dood gaan. De keuze was snel gemaakt en een ingreep werd gepland. Dirk werd opgenomen in het eerste ziekenhuis, maar de derde dag na de ingreep, waarop hij ontslagen zou worden, kreeg hij koorts en werd hij steeds zieker.
De nieuwe maagaansluiting bleek niet goed gehecht en een dringende heringreep volgde. Antibiotica sloegen eerst niet aan en Dirk werd in een coma gebracht om de pijn te verminderen. Er kwamen spannende dagen op de intensive care.
Nadat een tweede soort antibiotica leek te werken, mocht Dirk terug wakker worden. Hij kwam heel langzaam bij bewustzijn en bleef eerst verward. Nadat zijn geest opklaarde, wilden zijn nieren niet meer mee. Hij verzamelde vocht in buik en benen. Toen dat in orde kwam en er opnieuw sprake was van naar huis gaan, bleek de drainagewond ontstoken. Toen die opgekuist was, infecteerde ook de hoofdwond in de buik. Dirk had er genoeg van en liet zich naar een ander ziekenhuis overbrengen.
Toen ik hem daar ging opzoeken, was het verschil in verzorging onmiddellijk merkbaar. Na al die weken hospitaal wilde Dirk weleens in een rolstoel mee naar de cafetaria. De verpleegster die we om een rolstoel vroegen, trok een bedenkelijk gezicht en drukte ons op het hart dat we de patiënt zeker moesten terugbrengen als hij te moe werd. Dirk zelf sprak ze streng toe; als hij sterk genoeg was voor de cafetaria, hoefde hij nadien niet de rest van de avond plat in zijn bed te liggen. Ze leek een beetje zijn moeder en dat was een fijn gevoel. ‘Dat ze wel erg bezorgd was,’ vonden we nadien aan ons tafeltje in de cafetaria. ‘Ja,’ zei Dirk, ‘De zorg is hier veel menselijker.’
Ik dacht terug aan mijn vader, die vele jaren geleden met nierstenen gehospitaliseerd werd en als hoogste vorm van lof over zijn nefroloog zei ‘dat het een echte mens was’. Een patiënt wil in een ziekenhuis professioneel, vakkundig behandeld worden, natuurlijk. Maar een mens is geen auto die in revisie gaat en nadien, opgelapt, de garage terug verlaat. Een zieke heeft ook zijn verwachtingen, angsten, ongerustheid en de verhalen uit zijn verleden die mogelijk alles nog veel erger maken dan het is. Vakbekwaamheid in de zorgsector is de basis, maar wat zorg echt maakt, is medeleven, menselijkheid, het meenemen van de hele mens in je behandeling en niet alleen een technische aanpak.
Na elf jaar mijn vak te leren aan de universiteit en het afstuderen als artsspecialist, volgde ik ook nog de opleiding tot pastorale werkster. Pas daar leerden we luisteren voorbij de woorden, het oppikken van bezorgdheden en het overbrengen van warmte. In de opleiding van mijn zoons tot huisarts zie ik dat ook daar deze bekwaamheden eindelijk zijn geïntegreerd. Zorg die het menselijke niet integreert, schiet immers zijn doel voorbij.
Of kwam hier vooral aan bod dat een enkele betrokken mens het onderscheid kan maken. Die ene bezorgde verpleegster maakte in ieder geval een wereld van verschil voor Dirk.
Foto van National Cancer Institute via Unsplash
De foto dient slechts ter illustratie en de betrokken personen zijn niet op de afbeelding zichtbaar