De aftredende paus zocht de dialoog, met alle kwetsbaarheid en risico’s van dien. Ben Stoffels SJ staat stil bij de ongekende erfenis van Benedictus XVI.
Geen pontificale uitvaart, geen marmeren grafmonument, maar een erfenis van boeken, artikelen en toespraken en nog veel meer commentaren, oordelen en meningen – in Nederland vaak kritisch en onwelwillend, maar met weinig kennis van zaken, daarbuiten doorgaans genuanceerder en ook met meer waardering. Benedictus XVI, een paus die vrijwillig zijn ambt neerlegt, voor het eerst sinds Celestinus V (13e eeuw). In The Tablet heet het een ‘ontmythologisering’ van het Petrusambt. Het is een taak die iemand toegewezen krijgt en die zo goed mogelijk moet worden volbracht.
Zijn antwoord was geen machtswoord, maar een argumentatie. Dat is nieuw.
De structurele hervorming van een massief en weerbarstig bestuursapparaat bleef uit, maar is nu met één persoonlijk voorbeeld radicaal in praktijk gebracht. Het verschil met het pausschap van Johannes Paulus II kon nauwelijks groter zijn en de gevolgen voor de toekomst zijn nauwelijks te overzien. Ze konden wel eens ingrijpend zijn. Het gezegde “verbeter de wereld – begin bij jezelf” wordt hier wel heel indringend toegepast. Benedictus heeft ons een Kerk nagelaten, die hij zelf geërfd had van zijn voorganger, en waar hij ook weer zijn eigen stempel heeft gedrukt, schijnbaar niet zo spectaculair maar wel fundamenteel. Opvallend aan dit pausschap is de dialoog, met alle kwetsbaarheid en dus de risico’s van dien. Zijn antwoord was geen machtswoord, maar een argumentatie. Dat is nieuw.
Uit de nalatenschap van Jozef Ratzinger als paus wil ik enkele erfstukken bewaren die in mijn ogen karakteristiek voor hem zijn en een verandering van het pausschap laten zien.
Zijn encyclieken laten alle drie een nieuw geluid horen. De eerste, Deus caritas est (2005), zegt onomwonden waar het in het christelijk geloof wel en niet om gaat. Zo bondig was het nog niet gezegd. De tweede, Spe salvi (2007), onderstreept de reële kracht die van de hoop uitgaat. De derde, Caritas in veritate (2009), geeft een kritisch commentaar op de ontwikkelingen in techniek, economie, migratie en milieu, waarin de mens zijn menselijke waardigheid moet zien te behouden. Benedictus gaat naar de kern van de zaak en sluit daarbij aan bij zijn voorgangers en met name het Tweede Vaticaans Concilie.
Het ‘Woord vooraf’ bij zijn trilogie Jezus van Nazareth tekent de schrijver: “Het [boek] is enkel en alleen een uitdrukking van mijn persoonlijk zoeken ‘naar het gelaat van de Heer’ [..]. Iedereen is daarom vrij mij tegen te spreken. Ik vraag de lezeressen en lezers alleen om het voorschot aan sympathie dat altijd nodig is om iets te kunnen verstaan en begrijpen.” Iemand zou waarschijnlijk tevergeefs zoeken naar een vergelijkbare opmerking in de kerkgeschiedenis.
Zelden is zoveel onwelwillendheid, maar ook gebrek aan informatie, getoond bij de reacties op de opheffing van de excommunicatie (geen ‘rehabilitatie’!) van het Pius-X-broederschap. De preciezere toedracht en motivering zijn te lezen in het antwoord op de felle reacties en de schitterende toelichting die Benedictus naderhand schreef (10 maart 2009). De paus geeft uitleg en verantwoording aan zijn “broeders in het bisschopsambt” in die brief die bewust verspreid is tot in de kring van allen die er kennis van willen nemen. Bovendien geeft hij inzage in wat hem in zijn hele werk ten diepste beweegt. Niet lezen en wel oordelen komt meer voor. Maar het is revolutionair, dat een paus – of bisschop, of zelfs maar pastoor – verantwoording wil afleggen voor zijn beleid.
Paus Paulus VI had in 1963 afstand gedaan van zijn tiara, de drievoudige kroon van de paus en symbool van zijn wereldlijke macht. Johannes Paulus heeft er nooit een gedragen. Maar Benedictus XVI heeft de tiara ook op de pauselijke vlag vervangen door de bisschopsmijter. Want collegialiteit moest een kenmerk zijn van het Petrusambt. Aan deze vorm van leiderschap zijn we noch in de kerk, noch in de samenleving gewend geweest.
Benoît Stoffels SJ was leraar godsdienst in Zeist, pastoor in de Aloysiuskerk in Utrecht en spirituaal aan de priester- en diakenopleiding Bovendonk. Daarnaast was hij reserve-legeraalmoezenier en begeleider van de Geestelijke Oefeningen.