Meer dan belerend wil paus Franciscus’ exhortatie Evangelii Gaudium bemoedigend zijn. André Cnockaert over ‘de Vreugde van het Evangelie’.
Na lang wachten (is dit wel normaal?) kregen we eindelijk de officiële Nederlandse vertaling van de pauselijke ‘exhortatio’ te lezen over de Vreugde van het Evangelie. Wie deze pauselijke brief leest met de ogen waarmee hij naar klassieke pauselijke documenten kijkt en ernaar luistert met de oren waarmee we gewoon zijn ernaar te luisteren, riskeert een beetje verrast te zijn, in de zin van de toehoorders van Jezus in het Evangelie. De evangelisten onderlijnen inderdaad regelmatig dat Jezus zijn toehoorders verrast en zelfs verbijstert (Mc. 10: 24,26).
Voor wij spreken over leer en principes, zet paus Franciscus er ons toe aan te spreken over een levende Iemand
Van iemand die men aanziet als ‘opperste leergezag in geloof en zeden’ zou men documenten verwachten die op de eerste plaats vooral als belerend overkomen. Als zo een leergezag over evangelisatie spreekt dan is het altijd te vrezen dat men ernaar luistert met in het hoofd een bepaalde opvatting over wat evangeliseren betekent. In die opvatting is evangeliseren maar al te dikwijls gezien als doorgeven van kennis over leerstellige ‘waarheden’ en morele principes die men nogal gauw als definitief en onbespreekbaar beschouwt.
Na lezen en herlezen van Evangelii Gaudium ben ik steeds sterker de indruk toegedaan dat paus Franciscus’ exhortatio in een andere geest is geschreven. Eerst en vooral houdt hij zich strikt aan de betekenis van het woord ‘exhortatie’, letterlijk ‘aansporing’. Meer dan belerend wil zijn woord aanmoedigend zijn en communicatief in de vreugde die hij zelf aan zijn verbondenheid met de Jezus van het Evangelie beleeft. Het doet me denken aan de prachtige aanhef van de eerste Petrusbrief:
Broeders en zusters, gezegend is God, de Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons in zijn grote barmhartigheid deed herboren worden tot een leven van hoop (…) Hoe onuitsprekelijk, hoe hemels, zal uw vreugde zijn als gij het einddoel van uw geloof bereikt…
Als er toch van een belerende toon in het document sprake kan zijn, dan betreft dit vooral goede raad aangaande de manier waarop de hoop en de vreugde kunnen waar gemaakt worden in de wereld en de maatschappij waarin we vandaag Christus’ volgelingen mogen zijn; aangaande de manier waarop we dat kunnen ‘verkondigen’, dat wil zeggen aanstekelijk maken door ons doen en zijn, dat het doen en zijn van Jezus in het Evangelie weerspiegelt. ‘Evangeliseren’ wordt meteen doorgeven van ervaring, van geloofsleven en aanhankelijkheid aan een persoon.
Voor wij spreken over leer en ethische principes die uit ons geloofsleven met de Christus voortvloeien, zet paus Franciscus er ons toe aan te spreken over Iemand, een levende die men beter moet leren kennen, waar wij de mond vol van hebben omdat wij van Hem houden. Ik verkondig die Jezus omdat ik vol bewondering sta voor die ‘onovertroffen man’ (Erasmus) die met zondaars aan tafel ging, een overspelige vrouw van steniging spaarde, de Samaritaanse die aan haar vijfde man toe was, bij de put van Jacob te drinken vroeg en met haar ongedwongen in gesprek ging tegen alle heersende taboes in.
Ook de manier waarop Paus Franciscus in deze brief zijn leiderschap opvat als ‘eerste onder gelijken’, heeft gevolgen voor de ‘nieuwe evangelisatie’. Als sprekend voorbeeld, dit paragraafje (EG 16):
Ik geloof [niet] dat men van het pauselijk Leergezag een definitief of volledig woord kan verwachten over alle kwesties die de Kerk en de wereld betreffen. Het past niet dat de Paus de lokale episcopaten vervangt in het onderscheiden van alle problemen die zich in hun gebied voordoen. In deze zin voel ik de noodzaak vooruit te gaan in een heilzame ‘decentralisatie’.
Voor paus Franciscus bestaat ‘nieuwe evangelisatie’ niet in het uitvoeren van richtlijnen die in Rome worden uitgedokterd, ze zal niet afhangen van de trouw waarmee deze richtlijnen worden uitgevoerd. Elke lokale gemeenschap wordt voor haar verantwoordelijkheid geplaatst. Zij moet zich meer aan de Jezus van het Evangelie hechten, zich Zijn kijken naar mens en wereld eigen maken en met die blik naar de plaatselijke problemen kijken, er mee omgaan, maar vooral met evangelische liefde naar de mensen kijken die door die problemen getekend zijn of er mee worstelen.