Zijn gelovigen inderdaad lichtgelovig, zoals sceptici herhaaldelijk beweren? Nee, stelt Guido Dierickx SJ. Wetenschappelijk onderzoek laat precies het tegenovergestelde zien: hoe minder kerkelijk, hoe meer tot bijgeloof geneigd.
Hoe vaak worden gelovigen niet afgeschilderd als gevoelig voor allerlei waanbeelden, gaande van ‘God’ tot de bekende internetparodie ‘het vliegende spaghettimonster’? Gelovigen, zo is de achterliggende veronderstelling, geloven omdat ze lichtgelovig zijn. En omgekeerd: Ongelovigen geloven niet omdat ze niet lichtgelovig zijn. Deze stelling is belangwekkend omdat ze zich leent tot wetenschappelijk onderzoek. Om voorbeelden te vinden van lichtgelovige gelovigen is er geen onderzoek nodig. Die zijn gemakkelijk te vinden. Om een statistisch significant verband te vinden tussen religieuze (recht)gelovigheid en lichtgelovigheid (of bijgeloof) is dat onderzoek wel nodig.
Zij die meer kerkelijk participeren blijken minder lichtgelovig dan de niet-kerkelijken
Aan de Baylor University in de VS is een studiecentrum opgericht met de nodige fondsen om een tweejaarlijkse enquête af te nemen met alles erop en eraan: een representatieve steekproef van de Amerikaanse bevolking en helemaal gewijd aan levensbeschouwelijke vragen, in 2005 onder andere aan de lichtgelovigheid van de bevraagden. Eindelijk de harde, wetenschappelijke feiten om geloof in verband te brengen met bijgeloof, zo zou je verwachten. Maar het heeft niet mogen zijn. Bij een vroeger onderzoek bij studenten van de University of Washington was al gebleken, tot ontzetting van sommigen, dat ‘ongelovige’ studenten veel vaker geloof hechtten aan dingen zoals kaartlezen, spiritistische séances enzovoort. Datzelfde resultaat komt naar voor uit de enquête van Baylor. Een eerste veeg teken was dat aanhangers van minder rechtgelovige denominaties zoals de Unitarians, en ook de niet-kerkelijken, veel meer contact zochten met de New Age-beweging dan die van de meer rechtgelovige.
De eigenlijke lichtgelovigheid werd echter gemeten aan de hand van het geloof in een aantal paranormale en occulte verschijnselen. Stemde men in met beweringen zoals: “dromen voorspellen soms de toekomst”, “gevorderde antiek beschavingen zoals Atlantis hebben ooit bestaan”, “het is mogelijk de fysische wereld ter beïnvloeden door de geest alleen”, “sommige ‘unidentified flying objects’ zijn waarschijnlijk ruimteschepen afkomstig van andere werelden”? Enzovoort. Van groot belang is de ontdekking dat de antwoorden op deze en nog vier andere vragen in grote mate met elkaar gelijk liepen. Men mag ze dus bundelen in één variabele en beschouwen als de uitingen van dezelfde neiging tot lichtgelovigheid.
Waarmee konden de onderzoekers deze neiging in verband brengen? Vreemd genoeg niet met de scholingsgraad van de bevraagden. De hoog geschoolden scoren nauwelijks lager op deze schaal van lichtgelovigheid dan de laag geschoolden. Maar wel, en hier komt de aap uit de mouw, met hun religieuze participatie. Zij die meer kerkelijk participeren scoren lager – u leest het goed: lager – dan de niet-kerkelijken: 31 % van deze laatsten scoren hoog op de schaal van lichtgelovigheid tegen slechts 8 % van de trouwe kerkgangers. De aard van de denominatie is ook van belang: 31 % van de liberale protestanten scoorden hoog tegen slechts 18 % van de conservatieve protestanten. Eigenaardig maar waar: aanhangers van traditionele, rechtgelovige kerkgemeenschappen zijn minder lichtgelovig dan andere Amerikanen.
Het lijkt erop dat de leden van eerder rechtgelovige kerkgemeenschappen elkaar niet enkel vertellen wat ze moeten geloven, maar ook wat ze niet moeten geloven. In hun milieu kunnen ze elkaar eraan herinneren dat hun geloofspunten onderling een coherent geheel vormen en dat sommige beweringen in dat geheel niet thuis horen. Die horen niet bij het geloof, die horen bij het bijgeloof.
We zijn bereid te gissen dat strenge ongelovigen evenmin geneigd zijn tot bijgeloof. Die zijn in de VS echter zo weinig talrijk dat ze moeilijk te onderzoeken zijn. Laten we aannemen dat zij niet in het vliegende spaghettimonster geloven. Uit de harde cijfers weten we alvast dat rechtgelovige gelovigen dat ook niet doen. Rechtgelovigheid en lichtgelovigheid zijn moeilijk met elkaar te verzoenen.
Eerder verschenen in Tertio.
Afbeelding boven dit artikel: internethype het ‘Vliegend Spaghettimonster’, een parodie op religieus godsgeloof. Illustratie: Sarah Pierce.