Wie oren heeft om te horen… Maar hoe zit het met dove mensen, vraagt Walter Ceyssens zich af. Voelen die zich wel thuis in een kerk voor en door horenden?
Een vak dat tijdens mijn studie theologie een echt zacht plekje in mijn hart veroverd heeft, heet ‘Pastoraat bij doven en slechthorenden’, bij professor Broesterhuizen. Ik weet niet of het een boutade was, maar in één of andere les zei hij: “Zelfs in vele niet-geseculariseerde landen, waar 90 procent van de bevolking zegt dat ze gelovig is, zegt 90 procent van de doven van zichzelf dat ze niet gelovig zijn.” “Geloof is niets voor mij”, getuigde een wetenschappelijk onderzoekster, “want ik ben doof.” Waarom?
Is God geen ‘horende’ God, Hij die onze gebeden verhoort?
We hebben een lange geschiedenis achter ons, waarin doven een beetje als achterlijk werden beschouwd. Het kwam omdat doven minder kansen op scholing kregen, en vaak niet voldoende aangepast. En dat geldt ook voor scholing in geloof. In de Kerk werden hen sacramenten als de ziekenzalving en biecht onthouden: beide veronderstelden een schuldbelijdenis die viva voce uitgesproken werd, wat voor velen een probleem betekent.
Ook functioneert onze Kerk structureel gewoon te horend. Voor en door horenden. Doven voelen zich bijvoorbeeld niet thuis in de liturgie. Ze moeten het hebben van het zicht: helaas wordt er veel nadruk gelegd op het woord, zijn de lezingen niet beschikbaar op een blaadje, gaat de homilie compleet aan dove mensen voorbij. Doven hechten ook veel belang aan gemeenschap: ze voelen zich vaak sowieso al uitgesloten, maar hoeveel ruimte wordt er in de liturgie gelaten aan een tastbare gemeenschapservaring? Zelfs voor horenden wil dat wel eens mankeren. Als klap op de vuurpijl is er nog het feit dat de afstand tussen hen en God als groot wordt aangevoeld: is God geen ‘horende’ God (Hij die onze gebeden verhoort)? Geloven we ook niet op grond van een Woord dat we ‘horen’? Zei Hij niet zelf: “Wie oren heeft om te horen, moet horen”? Tja…
Je kan wel tegenpruttelen: “Het hoort toch bij onze traditie” en “Anders kun je toch niets meer zeggen?” Het neemt niet weg dat het voor velen een gevoelig obstakel is, en dat we dat serieus moeten nemen.
Het maakt me soms een beetje triest, hoe we door dingen die voor ons evident lijken, eigenlijk veel mensen uitsluiten. Een verborgen groep vaak, want doofheid is niet zo makkelijk te zien. Ik zou willen zeggen tegen onze dove medemensen dat God ‘spreekt’ over al talen heen, recht naar het hart. Hij is er al, vóór elk gesproken woord. Dat God je wil bereiken ‘in’ en ‘doorheen’ je doofheid, niet ‘ondanks’: doofheid maakt integraal deel uit van wie je bent, en Hij is ook voor jou daar mens geworden.
En wat mij betreft, mag je mutatis mutandis vervangen door ‘blind’, ‘arm’, ‘intellectueel beperkt’, ‘zwart’ of ‘homo’. Ik vind dat dat (nog) eens gezegd mag worden.
Eerder verschenen op Wijselijk Onwetend. Afbeelding boven dit artikel: Margaret Woods/Flickr.com
Walter Ceyssens SJ is een Vlaamse jezuïet, classicus van opleiding. Hij begeleidt jonge mensen, waaronder mannen in opleiding voor het priesterschap.