Waarom zal de ene bestuurder een leider blijken en zal de andere altijd bestuurder blijven? Hans van Leeuwen SJ vraagt zich niet alleen af wat goed leiderschap is, hij heeft ook het antwoord.
Er zijn van die tijden in de menselijke geschiedenis, waarin de roep om echte leiders sterk gehoord wordt. Wie is in staat om aan het gemeenschappelijk gebeuren dat ons allen mee lijkt te nemen richting en leiding te geven? Natuurlijk, er zijn wel mensen aan wie die verantwoordelijkheid is gegeven, maar wat verwachten wij eigenlijk van hen? Wat beschouwen wij als ‘goede leiders’? Die vraag is een meditatie waard.
Het is zonneklaar dat overal waar mensen samen een groep vormen, met welk oogmerk dan ook, een zekere hiërarchie nodig is, al was het maar om de onderlinge communicatie te vergemakkelijken en de verdeling van goederen en diensten mogelijk te maken. Ook voor het coördineren en afronden van de besluitvorming is iemand nodig die daaraan sturing geeft. Overal waar mensen samen iets ondernemen is die pragmatische functie van een ‘bestuurder’ onontbeerlijk.
Goed leiderschap: je niet laten meeslepen door de emotie van het ogenblik
Maar een bestuurder is nog geen ‘leider’. Van een leider wordt verondersteld dat hij of zij een visie heeft of bewustzijn van het doel dat door deze specifieke gezamenlijke onderneming van mensen wordt nagestreefd. Het zou hem gegeven moeten zijn dat hij geconfronteerd met vele bomen het bos blijft zien en zich niet laat meeslepen door de emotie van het ogenblik. Dat hij zich kan blijven concentreren op de hoofdzaak. En meer nog: dat hij dit niet alleen voor zichzelf kan doen maar ook zijn omgeving kan oriënteren op het nastreven van het hoofddoel.
Het goed dat de leider voor ogen staat, mag niet in tegenspraak zijn met wat algemeen als maatschappelijk goed geldt. Dat betekent dat van een leider verwacht mag worden dat hij gevoelig is en blijft voor zulke negatieve criteria als: geen wreedheid, geen miskenning van de menselijke waardigheid, geen vernietiging van onze aarde, geen totalitaire waarheidsaanspraken.
Leiding geven is voorgaan in de gezamenlijke onderscheiding
Een goede leider slaagt erin het evenwicht te bewaren tussen compromis en ideaal, doordat hij oog heeft voor het haalbare en het mogelijke. Zo zal hij de spanning uithouden tussen een radicale gezindheid en een berekenende verantwoordelijkheid.
Daarbij houdt hij degenen aan wie hij leiding geeft een spiegel voor en bevordert het dat zij deel hebben aan zijn onderscheidingsproces, zodat het hun gezamenlijk proces wordt. Misschien is de meest spirituele omschrijving van leiderschap wel deze: leiding geven is voorgaan in de gezamenlijke onderscheiding. Dat is de dienst die we van de leider verwachten. (Lk. 22, 26)
Daarmee is gezegd dat leiderschap geen exclusieve eigenschap is van degene die aan het hoofd staat, maar een relationele kwaliteit, die wederzijds wordt toegekend en bevorderd door het hoofd en de leden. Dat is ook de betekenis van de waarheid dat een volk de leiders heeft die het verdient. De leden van de groep maken het functioneren van de leider mogelijk of onmogelijk. Dat doen ze door de verwachtingen die ze op hem projecteren en door de controle die ze over hem uitoefenen,
Dat gezag ontlenen ze aan dienstbaarheid
De groep moet zich willen en kunnen herkennen in de leider. Ze moet hem vragen blijven stellen, hem blijven inlichten, zijn besluiten kritisch en loyaal uitvoeren. Omgekeerd functioneert de leider als spiegel. Hij is een van de groep, maar wel een die bij uitstek garant staat voor de zaak die allen willen dienen.
Zijn dit niet de verwachtingen waaraan wereldlijke en kerkelijke leiders zouden moeten beantwoorden? Om ons heen zien we leiders die hun leiderschap baseren op macht. Ze maken gebruik van machtsmiddelen om mensen te beïnvloeden, domineren het gesprek en de gedachtevorming, reageren met agressie en leugen of ontkenning als hun positie bedreigd wordt. Gelukkig zien we ook hoe andere leiders hun leiderschap baseren op gezag. Dat gezag ontlenen ze aan dienstbaarheid – de dienst van de onderscheiding – die het niet zoekt in dominantie maar in onbaatzuchtigheid.
Mogen zulke leiders steeds weer onder ons opstaan.