De invloedrijke protestantse Nederlandse theoloog, Harry Kuitert, overleed op 8 september. Hans van Leeuwen over wat hem in Kuitert aantrok en wat hij in zijn theologie miste.
In vrijwel ieder In Memoriam dat aan hem werd gewijd, komt naar voren dat Harry Kuitert voor de een ‘de theoloog was die met de hamer de kerk sloopte, voor anderen juist de langverwachte bevrijder was’ (Trouw, 10 september). Zijn eigen bedoeling was het christelijk geloof aannemelijk te maken voor de moderne mens. Na zijn pensionering heeft hij zich daaraan gewijd in een reeks boeken die veel aftrek vonden, van Het algemeen betwijfeld christelijk geloof (1992) tot Kerk als constructiefout (2014).
In mijn bespreking voor Ignis van dat laatste boek heb ik kort aangegeven wat voor hem in al zijn werken het hoofdthema was: ‘Al onze kennis over God is eigenlijk geen kennis, maar overlevering van een levensbeschouwing, een kijk op de wereld. Ze is niet van God zelf afkomstig, ze komt niet van Boven, maar is een zoekontwerp van mensen, van beneden.’
Na de vaak scherpe analyse van Kuitert bleven ze met lege handen en een lege ziel achter.
Vooral voor mensen van zijn eigen generatie bleek hij te verwoorden wat velen dachten. Ze waren op zoek naar een nieuwe geloofstaal, een nieuwe verwoording van hun geloof en vonden bij Kuitert een bevrijdende aanzet daarvoor. Hij durfde het aan om veel wat ‘heilig’ was te bevragen. In de ondertitel van zijn eerstgenoemde boek noemt hij het een ‘herziening’. Maar voor niet weinigen was het geen herziening, maar een ontmaskering. Na de vaak scherpe analyse van Kuitert bleven ze met lege handen en een lege ziel achter.
Ik reken mijzelf maar tot die generatie van Kuitert. Aanvankelijk intrigeerde zijn theologisch uitgangspunt mij, juist vanwege dat zoeken naar een nieuwe geloofstaal. Ook in de katholieke kerk was na het Tweede Vaticaans Concilie de behoefte aan het vinden van nieuwe woorden om ons geloof te verwoorden en met elkaar te delen groot. Die verwoording zou minder dogmatisch en meer bijbels moeten zijn. Dichter bij de ervaring moeten aansluiten. Ze zou het moeten aandurven om meer tastend te zijn en minder (leer)stellig. Het vertrekpunt van Kuitert – dat alle spreken over boven van beneden komt, of het nu de taal van de leer of van de Bijbel betreft – opende nieuwe mogelijkheden om zo’n nieuwe geloofstaal te vinden.
Dat denk ik nog steeds. Maar in de weg die Kuitert vanuit dit vertrekpunt is gegaan, meen ik te zien dat er ook heel andere mogelijkheden in dit vertrekpunt schuilen. Het klinkt misschien vreemd als het over Kuitert gaat, maar het lijkt wel een nieuw ‘dogma’ te zijn geworden, zo absoluut dat het ook om ‘herziening’ roept. Het gaat immers niet alleen over taal maar over geloofstaal, het gaat niet alleen over ervaring maar over geloofservaring.
Ons spreken over God en alles wat met Hem te maken heeft, is weliswaar een zoekontwerp dat beneden, onder en in mensen gevonden wordt. Maar het wordt ‘opgeroepen’ in mensen doordat ze een ervaring opdoen, een aanraking ondergaan die op hen toekomt, laat ons zeggen ‘van boven’. Er is dus nog een uitgangspunt vóór het vertrekpunt: die mens daarbeneden heeft van nature een besef van God. Ja, niemand heeft ooit God gezien, maar wat we proberen te verwoorden is wel ons besef van Hem: ‘De rakelingse nabijheid van de onervaarbare God’ (laatste artikel van Schillebeeckx).
Het gaat immers niet alleen over taal maar over geloofstaal, het gaat niet alleen over ervaring maar over geloofservaring.
Ook voor Kuitert is religie en het menselijk zoeken naar zingeving – uiteindelijk naar God – onuitroeibaar. Daarom verlaten volgens hem mensen wel de kerk, maar nemen ze God mee. Maar zou dit Godsbesef, dat wel in die mens beneden is neergelegd maar dat van boven komt, dan ook niet een grotere rol moeten spelen in de ‘herziening’ van onze zoekontwerpen om over God te spreken? Zou in onze geloofstaal, ook een nieuwe geloofstaal, niet moeten blijven doorklinken dat het verwoording is van een ontmoeting met God, die toch zoveel meer is dan de conclusie van een redenering? Dit laatste betekent: blijft Kuitert niet steken in een rationele benadering, die het grote risico loopt een helderheid te scheppen die zo ontmaskerend is, dat je met lege handen en een lege ziel achterblijft?
Moge Harry Kuitert de uiteindelijke Ontmoeting zijn binnengegaan.