Tussen kerkelijke leer en maatschappelijke praktijk bestaat een enorme kloof – zeker waar het de liefde betreft. Toch kan het grootse godsdienstige perspectief van de volledige liefde blijven inspireren.
Onze relatiepatronen zijn in de afgelopen halve eeuw ingrijpend veranderd. De ontdekking van voorbehoedsmiddelen die voor iedereen toegankelijk werden is daar mede oorzaak van. Tegelijk vond er een democratisering plaats, die weer leidde tot het als vanzelfsprekend hanteren van begrippen als vrijheid, autonomie, zelfbestemming. De rede verloor veel terrein op het gevoel. De nieuwe autoriteit kreeg de naam: “Dat voelt goed.” En vooral wat ik voel. Niemand mag zich er verder nog mee bemoeien, en morgen kan het weer anders zijn.
De liefde die we geproefd hebben, zeggen geliefden, tilt ons over de beperktheid heen
Dat alles leek aan de Kerk voorbij te gaan. De wetten en de moraal die de Kerk handhaafde, worden inmiddels als afstandelijk en bevoogdend ervaren. De Kerk verloor aan geloofwaardigheid, nog eens versterkt door de schandalen rondom misbruik door geestelijken. Ook gelovigen trokken mee met de cultuurbeweging, waardoor de feitelijk gehanteerde principes in de vormgeving van het persoonlijk geloofsleven eerder ontleend worden aan wat in de directe omgeving aanvaardbaar wordt gevonden. Zelden noemt iemand de kerkelijke leer nog als een autoriteit die daar corrigerend bij zou kunnen werken.
Toch bieden geloof en godsdienst een groots perspectief: er is deelname mogelijk aan de volmaaktheid. God is niet zozeer een projectie van het verlangen naar het volmaakt zijn, Hij geeft al in ons onvolmaakte bestaan ervaringsmomenten van wat het volmaakte leven zal worden. Het voorbeeld bij uitstek is de ervaring van twee geliefden, die sympathie en vriendschap kunnen laten uitgroeien tot liefde en zelfs trouw.
Geliefden vinden bij elkaar de vervulling van een belofte: we kunnen samen raken aan de ervaring van een volmaakt leven. Er is teveel om te weten, dat wij niet volmaakt zijn en dat ons verlangen teleurgesteld wordt. Maar de liefde die we geproefd hebben, tilt ons als het ware over die beperktheid heen. Met jou, zeggen geliefden tegen elkaar, kan het wel. In jou geloof ik wel als het om volledigheid gaat. Aan jou wil ik trouw zijn, “tot de dood ons scheidt”.
Beloven wij elkaar niet teveel, iets wat boven onze macht en vermogens uitgaat? Ja, dat doen gelovigen, en ze kunnen dat omdat ze daarbij een beroep doen op de garantie van de volmaaktheid: hun geloof in God, hun geloof in de verlossing van onvermogen en beperktheid. Zou de Kerk het gezag kunnen herwinnen dat deze inzichten draagt? Het is immers God en niet zijn menselijke Kerk die gelovigen zo groot kan maken. Het leidt tot de uitdaging om niet te scheiden wat Hij verbindt en te delen in zijn visioen: volledige liefde.
Durven spreken van volledige liefde is een toekomstbelofte die de christelijke traditie weer zou kunnen opdelven
Ongehuwd samenwonen wordt vandaag als bestendige levensvorm gezien; voor velen is er geen noodzaak om te denken aan een sterkere, laat staan blijvende band. Mensen van gelijk en ongelijk geslacht leven samen in langdurige of wisselende relatievormen. Een derde van de civielrechtelijke huwelijken wordt ontbonden. Een aanzienlijk deel van de kinderen en adolescenten groeit op in wisselende situaties van gezinsleven of wat daarvan over is. Het wordt in dat verband steeds moeilijker om de vanzelfsprekendheden van de cultuur te verbinden of te vergelijken met de kerkelijke leer die spreekt van trouw en de zekerheid die een volgehouden solidariteit geeft.
Voor de ontmoeting met de levengevende (lees: inspirerende Christus) is vertrouwen nodig, liefde en respect. De economische crisis, werkloosheid en armoede zijn factoren die daar afbreuk aan doen. Steeds meer zijn het ook onderlinge spanningen, relationele of psychische problemen die het menselijk samenleven op de proef stellen. Individualisering maakt samenleven zwaarder. Durven spreken van volledige liefde als iets wat een ervaring kan worden, is een toekomstbelofte die de christelijke traditie weer zou kunnen opdelven – in de cultuur, in elk samenlevingsverband en in elk mensenhart dat er intens naar verlangt.