Verkwist de Kerk haar geld aan kunst en mooie gebouwen? Geld dat ze beter zou geven aan de armen. Of niet? Maria van Bethanië zou een ander antwoord formuleren.
‘Maria nam een kruikje kostbare, zuivere nardusolie, zalfde de voeten van Jezus en droogde ze af met haar haar. De geur van de olie trok door het hele huis.’
Judas zegt wat velen wel eens hebben gedacht: waarom geven we al het geld dat we ter beschikking hebben niet aan de armen? Dat geld dat verkwist wordt aan kunst, kerkgebouwen, gewaden en dergelijke, kunnen we dat geld niet beter geven aan mensen die het nodig hebben? Zou het Vaticaan niet beter al haar kunst verkopen…?
Maria van Bethanië verkwist waardevolle olie om Jezus’ voeten te zalven. ‘Laat haar’, zegt Jezus. Wat verkwisting lijkt voor Judas, is het niet voor Jezus. Blijkbaar is het niet zo zwart-wit als Judas het ziet.
Betekent ‘het geld aan de armen geven’ voor ons dat wij van de armen houden?
Maria was er (volgens het Johannesevangelie) ook bij toen Jezus eerder Bethanië bezocht. Ze zat toen – tot ergernis van haar zus Marta – aan de voeten van Jezus om naar Hem te luisteren. En dat niet alleen, ze heeft Jezus ook begrepen. Christus volgen betekent per definitie zichzelf helemaal geven, jezelf in zekere zin verkwisten, net zoals Christus doet aan het kruis. Er is geen grotere overgave dan het eigen leven te geven voor de ander. Voor Maria is er geen grotere materiële overgave dan Jezus’ voeten te wassen met haar olie.
Wie een ander liefheeft, wil geven. De arme Judas heeft dit misschien nooit echt verstaan. Het gaat niet om een technische afrekening van een boekhouder die geld uitbetaalt. Dit geven is van een andere orde.
Betekent ‘het geld aan de armen geven’ voor ons dat wij van de armen houden? Of verdwijnt zijn of haar gezicht als ik wat geld geef, om verder niet meer aan de persoon tegenover mij te hoeven denken. Wat zou er kunnen gebeuren als ik in plaats daarvan mijn liefde aan een arme zou verkwisten?
Maria heeft iets begrepen. Ze gebruikt olie en de geur trekt ‘door het hele huis’. Iedereen mag genieten van haar geschenk aan Jezus. Ook Judas ruikt het, maar hij ziet de schoonheid van Maria’s geschenk niet – en ook niet de waarheid die in de schoonheid is.
Wie wil leren echt te geven aan de armen, kan zich inspireren aan het voorbeeld van Maria.
Die schoonheid is als de schoonheid in onze kerkgebouwen en van de kunst in die gebouwen. Die zijn er voor iedereen. Het zijn geschenken van liefde voor de mensheid, zonder dat de Kerk de concrete gezichten van de armen vergeet.
Judas denkt veeleer aan zijn boekhouding dan aan concrete armen. Wie wil leren echt te geven aan de armen, kan zich inspireren aan het voorbeeld van Maria. Zij herkent de arme en nederige Jezus, die ervoor kiest arm te zijn met de armen. Leert het evangelie ons niet dat wat we voor Hem doen, we doen voor de armen – en andersom. Hij is altijd bij ons in het gezicht van elke arme.