De westerse mens ziet mensen buiten de eigen familie niet als vreemden. Dat komt omdat hij ‘weird’ is: western, educated, industrialized, rich, democratic. Volgens professor in de evolutiebiologie Joseph Henrich is dat een verdienste van de Kerk.
Stel dat je een personeelslid wil aanwerven en de keuze hebt tussen een neef en een onbekende. Als je de minder bekwame neef kiest veroordelen wij dit in onze westerse wereld als nepotisme, zelfs als een vorm van corruptie. Elders in de wereld pleegt men dit goed te keuren als een uiting van familiale loyaliteit. Zo gaan wij in tegen wat de menselijke cultuur in onze streken (in Europa, vooral West-Europa en zijn overzeese nazaten) gedurende vele eeuwen als normaal heeft beschouwd en wat elders nog steeds als normaal wordt beschouwd. Ergens in ons verleden moeten wij getroffen zijn door een culturele revolutie waarvan wij de omvang schromelijk onderschatten.
Joseph Henrich beschrijft deze revolutie in een lijvig en geleerd boek: The Weirdest People in the World. Wij, westerlingen, zijn “weird”: western, educated, industrialized, rich, democratic omdat wij afwijken van het normale. Want normaal is dat mensen opgroeien binnen een hecht netwerk van verwanten, binnen een uitgebreide familie, binnen een clan, binnen een stam. Vanuit dit gezichtspunt zijn niet-leden van dit netwerk vreemden en wellicht zelfs vijandige vreemden.
Geen gearrangeerde huwelijke meer
Henrich beschrijft hoe de westerse mens ontkomen is aan deze familiebanden en zich ontwikkeld heeft tot een individu met individuele rechten, met een individueel schuldbewustzijn (in plaats van een door de gemeenschap opgelegd schaamtegevoel), met privé-eigendom, met de mogelijkheid om zich vrij te bewegen qua woonplaats en qua sociale relaties, enzovoort. Dat wil niet zeggen dat hij/zij egoïstisch werd of asociaal, wel dat hij/zij een eigen gezin kon stichten zonder bevoogding van zijn uitgebreide familie en dat hij/zij zich samen met andere individuen kon aansluiten bij allerhande vrije verenigingen, gaande van een economische onderneming, een stedelijke samenleving, een universiteit, een kloostergemeenschap. Om er maar enkele te noemen.
Wat de lezers opvalt, en sommigen ergert, is dat Henrich deze revolutie toeschrijft aan de werking van de Kerk en haar rechtsgeleerden in de hoge middeleeuwen (tiende en twaalde eeuw). Ook al daarvoor had het christendom geageerd tegen huwelijken tussen nauwe verwanten die veelal bedoeld waren om de familiale banden te verstevigen en het familiebezit te beveiligen. Ten gevolge van strenge richtlijnen tegen “incest” zouden trouwlustigen hun partners, min of meer op eigen houtje, voortaan verder weg moeten gaan zoeken. Overigens werd de familiale bevoogding nog verder ontmanteld door de bepaling dat het huwelijk afgesloten hoorde te worden tussen en door bruid en bruidegom en niet meer door de vader of door een andere familiale gezagsdrager: geen gearrangeerde huwelijke meer.
De gevolgen van deze hervorming waren niet te overzien en waren allicht ook niet meteen bedoeld. Hoewel de Frankische vorsten dit middel om rebelse adellijke families te verzwakken wel op prijs gesteld hebben. Feit is dat hierdoor de omgang en de samenwerking met vreemden vrije baan kreeg. In de tiende eeuw konden moslim-waarnemer in Spanje nog geringschattend neerkijken op de barbaren in het duistere noorden. Heel anders was hun inschatting in de vijftiende eeuw. Toen was de opmars van de westerse wereld niet langer te loochenen.
In 1997 had Jared Diamond in Guns, Germs, and Steel het succes van de westerse samenleving toegeschreven aan de natuurlijke voordelen die het oorspronkelijke habitat van de Europese mens te bieden had. Hij was door vele epidemieën die rondgingen in de enorme Euraziatische landmassa beter geïmmuniseerd tegen ziektes dan bijvoorbeeld de indianen in de Nieuwe Wereld. Hij kon beschikken over paarden en andere trekdieren. Enzovoort.
Het is geen toeval dat westerlingen meer geneigd zijn bloed te doneren aan anonieme begunstigden
Henrich betwist diens stellingen niet maar voegt eraan toe dat de eigen-aardige cultuur van het westen eveneens een cruciale rol heeft gespeeld en dat die aangedreven werd door het katholieke en daarna verder ontwikkeld werd door het protestantse christendom. Het is geen toeval dat westerlingen meer gehoorzaam zijn aan anonieme normen, dat zij meer geneigd zijn bloed te doneren aan anonieme begunstigden en dat hun diplomaten minder parkeerboetes oplopen in de omgeving van de gebouwen van de Verenigde Naties in New York.
Daarmee wil hij niet gezegd hebben dat alle vruchten van dit succes een zoete smaak hebben. Naast de groei van economie, wetenschap en democratie zijn er de kolonisatie en andere vormen van uitbuiting. En sociologen vermoeden sinds Durkheim dat een doorgeschoten individualisme kan leiden tot eenzaamheid en zelfs tot zelfmoord. De neiging tot zelfmoord ligt (of lag) immers hoger in protestantse dan in katholieke middens.
Wat heeft de kerkelijke leiding ertoe bewogen om dergelijke ontmanteling van de “familiale” samenleving door te drijven? Onwelwillende waarnemers willen vermoeden dat zij de erfenissen van rijke weduwen op het oog hadden: die mochten voortaan hun bezit bij testament overlaten aan wie zij wilden. Maar was dat de bedoeling van de hervorming? Waren de motieven van die rechtsgeleerden niet veeleer ingegeven door theologische en evangelische beschouwingen? Even verwijst Henrich, in enkele voetnoten, naar passages in het evangelie zoals “Wie zijn mijn broeders…”. Verder heeft hij daarover niet veel te zeggen. Hij laat zich trouwens kennen als niet-gelovig. Dat heeft de Katholieke Universiteit van Leuven niet belet hem een doctoraat honoris causa toe te kennen.
Afbeelding: Marriage (1887). Benjamin Arthur Bateman (English, 1847-1894).