De stroom aan schandalen is nog niet opgedroogd. Het Vaticaan reageerde met een top over het seksueel misbruik. Maar hoe kun je hier als gelovige mee omgaan, vraagt Jos Moons zich af.
Van 21 tot 24 februari vond in het Vaticaan de historische top plaats over seksueel misbruik van minderjarigen door katholieke geestelijken. Al enige tijd volgen onthullingen van kindermisbruik, machtsmisbruik en cover-up in de katholieke kerk elkaar op. Hoge geestelijken blijken regelmatig betrokken. Onlangs kwam daar het boek van de Franse journalist Frédéric Martel bij. Daarin schrijft hij over seksueel actieve homoseksuele geestelijken ten Vaticane. Hoe reageer je als betrokken kerkganger het beste op de aanhoudende schandalen? Zeker, er moeten qua bestuur en cultuur dingen radicaal anders. Maar hoe verwerken we deze aanhoudende crisis in ons persoonlijke leven?
Ten eerste kun je het gevoel van ontluistering toelaten. Verdringing helpt niet. Op twitter zei iemand dat hij zich ervoor schaamde om katholiek te zijn. Sommige mensen worden voorzichtiger om te zeggen dat ze vrijwilliger zijn in de kerk. De eerste reactie zou een diepe teleurstelling mogen zijn, een diep medeleven met slachtoffers, een diepe boosheid over kerkelijke leiders die hun roeping en concrete mensen verraden, en verontwaardiging over hypocrisie. Je mag best hardop zeggen dat jij er verdrietig van bent, en heel boos.
Toch is luisteren naar wat je oren liever niet horen een wijs uitgangspunt.
Ten tweede, bereid zijn om te luisteren naar de onheilstijdingen. De schandalen kwam niet aan het licht dankzij kerkelijke leiders, maar dankzij vasthoudende ‘wereldse’ journalisten. Het is natuurlijk prettiger om te zeggen dat het allemaal niet waar is. Dat misbruik een valstrik is die ons gezet wordt. Toch is luisteren naar wat je oren liever niet horen een wijs uitgangspunt.
Ten derde: leven met de gedachte dat de kerk niet volmaakt is. De stichter van de gemeenschap van Taizé, Roger Schutz, zei ooit: ‘Ben je bereid om je te engageren in het gewonde lichaam van Christus?’ Vanouds is de kerk gewond; het is onze roeping daar deel van uit te maken. Jezus bouwde de kerk op een, blijkens de bijbelverhalen, nogal wiebelige rots: Petrus. Het is dan ook betekenisvol dat geloven in de kerk volgens theologen niet op hetzelfde niveau staat als het geloven in God.
Barmhartigheid is immers een kernwaarde van het evangelie.
Samen vormt dit een soort programma. Het toelaten van gevoelens, het toelaten van informatie en het wennen aan onvolmaaktheid. Dat zal in onszelf, in onze leiders en in de kerkgemeenschap een proces in gang zetten dat na verloop van tijd vruchten zal dragen. Het is een les in nederigheid: we zijn niet beter dan anderen. Dat kan ons mild maken. Voor anderen, en voor onszelf. Barmhartigheid is immers een kernwaarde van het evangelie.
Door dit programma van toelaten wat op ons afkomt, kunnen we God opnieuw leren kennen. We kunnen kijken naar Christus, de lijdende dienaar, aan het kruis door zo’n beetje alle leerlingen verlaten. Geloof in die God zal de kerk veranderen en vernieuwen tot een gemeenschap van gekwetste, kwetsbare mensen, verzameld rond een gekwetste, kwetsbare God.
Met medewerking van Jan Stuyt SJ en Eric Holterhues.