Hoe het gruwelijk mis kan gaan in de Mis – en er tóch iets van het heilige aanwezig kan zijn.
Voor de zondagse eucharistieviering kan de lat niet hoog genoeg liggen. Kerkmusici, koster en celebrant maken het week in week uit mogelijk dat het heilige tegenwoordig wordt gesteld en dat de mensen voelen dat hun verdriet en hun verlangens aanvaard worden door de Allerhoogste. Dat doen we binnen een eeuwenoude en wereldwijde kerk, wetend dat de liturgie niet ons eigendom is, maar een kostbaar geschenk dat we doorgeven. Wie toevallig op zondagmorgen een kerk binnenloopt moet kunnen ervaren: dit is heilig, en ik ben welkom.
Dat is niet altijd gemakkelijk. Onlangs ging ik voor in de Engelse Mis in de crypte van een oude kerk voor een tachtigtal Afrikaanse gelovigen en enkele studenten uit Azië. Ik was op tijd aangekomen op het station, maar de familie die mij met de auto zou afhalen was een half uur te laat. Met een noodvaart op weg naar de kerk kregen we een telefoontje: het boek met de Bijbellezingen en het Engelse missaal waren niet te vinden. Op het kerkplein was het kermis dus moesten we nog een eind lopen.
Twintig minuten na de eigenlijke aanvangstijd besloot ik toch maar te beginnen, zonder de heilige boeken. Ik vroeg de aanwezigen om op hun smartphone de lezingen van de zondag op te zoeken. De eerste lezing zou moeten zijn de binding van Isaac, maar er kwam een ander verhaal uit Genesis. Tweede lezing idem: in plaats van Romeinen 8 werd het hoofdstuk 5. Mijn preek over de lezingen had ik in de consternatie in mijn jas laten zitten, maar dat was nu niet meer van belang.
Ik hoop dat niet iedere zondagsmis zo ingewikkeld is
Een Belgische priester arriveerde met het lezingenboek en hij zou het Evangelie lezen. Na een luid Alleluia – de afspraak is dat we dat in de Vastentijd achterwege laten – begon hij met vuur het Evangelie van Lukas voor te dragen dat op het rooster staat voor de maandag… Tegen het einde van de Mis hield hij nog een lang betoog over een vrome oude tante die de paus ontmoet had: hij vond dat we allemaal haar brieven (in het Frans) moesten lezen. Bij het communie uitreiken bleek dat er te weinig hosties waren. Mijn geduld was helemaal op toen we eindelijk het slotlied konden inzetten “What a friend we have in Jesus”.
En toch. Toch hebben geprobeerd het heilige aanwezig te stellen: getracht de gedaanteverandering van Jezus mee te maken om zelf door Hem veranderd te worden. De zorgen over Afrika en over vervolgde christenen, de hoop voor de kinderen die in het koor op de arm mee wiegen op de liederen, het lachen om het improviseren, het stil zijn vóór de vergeving en na de communie – we hebben het allemaal gedeeld en eerbiedig voor de Heer gebracht.
Ik hoop dat niet iedere zondagsmis zo ingewikkeld is. Het gaat erom dat de Heer wordt uitgenodigd en wordt toegelaten: wij kunnen alleen maar voorbereiden. Niet voor niets begint het koorgebed van de monniken drie keer per dag met de woorden: “God kom mij te hulp; Heer, haast u mij te helpen.” Zonder die hulp van boven had ik met een kwaaie kop de trein terug naar huis genomen om ze het daar zelf te laten uitzoeken. Ik stond al op het perron.