Fanatiek en opofferingsgezind als Olympische sporters streven sommige gelovigen naar religieus eremetaal. Maar gaan geloof en prestatiedrang wel samen?
Het lijkt een gemakkelijke vraag: wat wil je? Behalve als er meer dingen tegelijk zijn en zeker als er veel van je keuze afhangt. Soms is het al moeilijk te kiezen tussen twee vakanties, concerten, restaurantjes, maar als het geen liefde op het eerste gezicht is, kan een boer lang aarzelen. Wanneer je over je leven nadenkt, kun je hele aardlagen ontdekken in je verlangens, tot op de laatste vraag: waar verlang je nou eígenlijk naar?
“Ik ga voor goud!” – en al het andere is minder. Daar zet ik alles op in: jarenlange training, dagritme, voeding, relaties, wat heb je er niet voor over! En je komt er tegen die het ideaal met anderen delen: in teams, verengingen, partijen, bewegingen. Fel en soms fanatiek. Milieu, maatschappijhervorming, maar ook gezondheid, wetenschap, ideeën. Hoe dan ook: een nieuwe toekomst. Onze geschiedenis wordt door dat streven getekend, vroeger en vandaag.
Er is nauwelijks een plek te vinden waar zó om gevochten is als Jeruzalem. Joden, christenen en moslims zijn tot het uiterste gegaan om die stad in beheer te krijgen, en je vindt vooral in de Bijbel telkens weer die ene naam terug, tot in het laatste boek daarin, de Openbaring van Johannes, waar het Nieuwe Jeruzalem in een wolk uit de hemel neerdaalt. Want vanaf het begin hebben de christenen geweten en ervaren dat we die stad niet zelf uit de grond kunnen stampen. Pogingen liepen uit op dictatuur en geweld. De leerlingen van Jezus bleken soms ook geneigd om die weg te zoeken, ‘te vuur en te zwaard’, tot aan hun laatste vraag aan de Meester: “Gaat het nu eindelijk gebeuren?”.
De ‘verheffing’ van Jezus zag er uit als zijn ondergang
Tot op de dag van vandaag stelt Jezus teleur. Er was naar hem uitgekeken – zeggen ze, achteraf, omdat hij voor een groepje mensen beantwoordde aan die verwachtingen. Voor velen juist níet. Want dat Nieuwe Jeruzalem is nooit gekomen. En eigenlijk leek het Romeinse Rijk daar op zijn hoogtepunt nog het meest op. Toen kwam Jezus, maar hij was anders. Ook gewoner. Je zou bijna net zo willen zijn. En daarmee lijkt hij toch weer het antwoord te zijn op de eeuwenlange hunkering naar een nieuw begin. Zijn optreden was wel onverwacht: het gewone, maar dan anders. Eerst andere mensen, dezelfde mensen met een andere levenshouding, en pas dan een nieuwe Stad.
Kom je die mensen al tegen, die net zo zijn? Soms wel, een beetje. Maar Jezus zei het op het laatst toch iets anders. Het ging er hem niet om dat we ons zouden herkennen in ideale mensen, dat we hem zouden herkennen in een soort heiligen. Eerder omgekeerd: hij zou niet terugkomen in de gestalte van een ideale mens – daar dachten mensen soms wel aan en dat hoopten ze. Nee: we zouden hem moeten leren herkennen in mensen die op hem leken toen hij gedood werd, uitgestoten. In mensen die juist níet meetellen, ‘de minsten’. Hij had gezegd: “Wat je aan de minsten van de mensen hebt gedaan, dat heb je aan mij gedaan!” Hij zou komen als een gebrekkige, als een arme, en daar zitten we juist níet op te wachten. Die zouden er helemaal niet meer moeten zijn. Wat hij zijn ‘verheffing’ noemde, was zijn dood, zijn ‘heerlijkheid’ zag er uit als zijn ondergang. En pas later begrepen zijn volgelingen dat niet prestatie of heldenmoed zijn antwoord was, maar geduld en trouw. “Je moet van je vijanden weten te houden en niet oordelen” was zijn devies en zijn levenshouding.
Hij is dus eigenlijk al gekomen, hij komt elke dag: en als je hem weet te herkennen, is zijn Rijk – het Nieuwe Jeruzalem – gekomen.
Afbeelding boven dit artikel: Schaatser Michel Mulder toont zijn gouden medaille. Foto: Loic Venance/AFP/Getty Images
Benoît Stoffels SJ was leraar godsdienst in Zeist, pastoor in de Aloysiuskerk in Utrecht en spirituaal aan de priester- en diakenopleiding Bovendonk. Daarnaast was hij reserve-legeraalmoezenier en begeleider van de Geestelijke Oefeningen.