Sinds de jaren zestig loopt de kerk gestaag leeg. Waarom? Socioloog en theoloog Stephen Bullivant wijst op enkele ingrijpende veranderingen die begonnen in de vorige eeuw. En wat is de rol van het Tweede Vaticaans Concilie?
Waarom telt onze katholieke kerkgemeenschap zo veel kerkverlaters? Een antwoord biedt de Britse socioloog en theoloog Stephen Bullivant in zijn boek Mass Exodus: Catholic Disaffiliation in Britain and America since Vatican II. De gegevens waarop hij steunt komen hoofdzakelijk uit de Verenigde Staten en uit het Verenigd Koninkrijk, maar kunnen ook ons veel leren.
In de bloeitijd van de jaren vijftig bedroeg het aantal kerkgangers onder de Amerikaanse katholieken 75 procent
In beide landen worden jaarlijkse, of tweejaarlijkse, enquêtes gehouden met onder meer vragen over het kerkelijke lidmaatschap bij de geboorte en bij de bevraging. De vergelijking tussen beide antwoorden laat toe de uitstroom uit de kerkgemeenschap te schatten. En natuurlijk ook de instroom, de bekeerlingen, maar die compenseert niet de uitstroom. In het VK waren er in recente jaren tien kerkverlaters voor één bekeerling tot de katholieke kerk, in de VS zeven voor één.
Niet alle kerkverlaters laten alle religie achter zich. Ze stappen nogal eens over naar een andere kerkgemeenschap. Maar meer in de VS dan in het VK. In het VK had in 2008 slechts 8 procent van de geboren katholieken zo’n overstap gewaagd, 32 procent verklaarde geen religie meer aan te hangen (“nones”), 58 procent was katholiek gebleven. In de VS waren er 16 procent overstappers , 10 procent “nones”, 72 procent kerkgetrouwen. Het verschil in het aantal overstappers is vooral te verklaren door het pluralistisch kerkbestel in de VS. Wie daar geen vrede neemt met de eigen kerk, kan er gemakkelijk een andere, meer aantrekkelijke vinden.
Waarom er in de VS tevens meer katholieke kerkgetrouwen zijn is te verklaren door hun sociaal-culturele achtergrond. In de bloeitijd van de jaren vijftig bedroeg het aantal kerkgangers onder de Amerikaanse katholieken 75 procent, zelfs naar Amerikaans normen een uitzonderlijk hoog percentage.
Om dit te verklaren verwijst Stephen Bullivant naar het belang van de opvoeding en vorming waarvan de katholieke kinderen toen mochten genieten. Een stabiel kerngezin met een moeder en vader die beide katholiek waren. Een gezin dat bij de opvoeding van de kinderen gesteund werd door een buurtleven rond een parochie met katholieke scholen en verenigingen. Een gemeenschap dus met een sterke confessionele identiteit.
De kleine, hechte gemeenschap werd vervangen door een grote haast anonieme leefwereld
En met bovenop die confessionele ook nog een etnische identiteit. Want die gemeenschap bestond toen nog veelal uit recente immigranten die zich onderling verbonden voelden als Ieren, als Italianen, als Polen. Die dubbele identiteit liet hun toe zich af te zetten tegen een samenleving waarin zij niet meteen welkom waren. Een soortgelijke gemeenschapsvorming op etnische (veelal Ierse) basis was ook aan te treffen in de industriesteden van Noord-Engeland. (Even terzijde: die is nu ook aan te treffen in onze eigen steden bij immigranten uit de landen van de islam.)
Het aantal kerkverlaters is sinds de jaren zestig gestadig toegenomen. Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog begon die gemeenschapsvorming immers te verzwakken. In het VK kwamen de katholieke jongeren in het leger terecht en daarna in het hoger onderwijs, samen met niet-katholieken. Zij gingen wonen in nieuw aangelegde woonwijken, alweer samen met niet-katholieken. Dat wil niet zeggen dat zij voorheen volledig afgesloten waren van de buitenwereld. Wel dat de kleine, hechte gemeenschap nu werd vervangen door een grote haast anonieme leefwereld. In de jaren zeventig kwam daarbij nog de invloed van de massamedia en van de nieuwe, rockende jeugdcultuur. In de VS kwam de impact van deze sociale veranderingen later en minder bruusk. Na de wereldoorlog volgde immers de periode van de koude oorlog tegen het atheïstisch communisme waarin zeker ook de katholieken zich konden engageren.
Sindsdien heeft de uitstroom in beide landen haast hetzelfde, geleidelijke traject gevolgd. Dat wijst erop dat de religieuze vorming in de vroege jeugdjaren verzwakte naarmate de generaties elkaar opvolgden. De ouders vormden minder stabiele gezinnen. Ze genoten ook minder steun van andere vormende instanties zoals de school, de leeftijdgenoten, de media. Die verspreidden andere boodschappen dan de ouders, dikwijls areligieuze en soms antireligieuze.
Zien we in de evolutie van de kerkverlating de effecten van grote kerkelijke gebeurtenissen? Van het Concilie? Van de encycliek Humanae Vitae? Die hebben gezorgd voor ophef en herrie, maar niet voor opvallend meer kerkverlating. Die bleef geleidelijk toenemen, zoals ze ook bleef toenemen in de traditionele protestantse kerken. Was daartegen een kruid gewassen? In beginsel moet de kerk steeds opnieuw haar identiteit bevestigen door kritisch afstand te nemen van de wereldse cultuur. In dit opzicht is de liturgische vernieuwing, naar de mening van de auteur, een gemiste kans geweest. De kerkleden zeggen en doen nu meer wat de anderen ook zeggen en doen. Een te zwakke profilering, zouden politici zeggen.
Tijdens de mis een rozenhoedje bidden kan iedereen, de Bijbellezingen begrijpen kan niet iedereen.
Maar, zo zouden lezers kunnen opmerken, wanneer is de profilering te sterk en wanneer is ze te zwak? Gecharmeerd is Bullivant door de protestantse megachurches in de VS. Die bieden naast (muzikaal) verzorgde vieringen ook allerlei activiteiten in kleine groepen, gaande van Bijbelstudie tot hobbyclubs. Zij trekken veel volk uit de wijde omgeving. Geen wonder: daar vinden de kerkgangers, alvast op zondag, een homogeen milieu, te vergelijken met het buurtleven van vroeger. Noem dat één vorm van profilering.
Er is echter een andere vorm van profilering waaraan de auteur voorbijgaat maar waarvan het succes zo niet tot instemming dan toch tot nadenken stemt. Vanwaar het succes van de kleine maar talrijke ‘evangelische’ kerken in de VS en elders? Is dat niet toe te schrijven aan hun hechte gemeenschapsleven, hun ethische gestrengheid, hun fundamentalistisch (en intellectueel weinig veeleisend) geloofsgoed?
Wat kunnen wij hieruit besluiten? Het concilie heeft de kerkverlating niet veroorzaakt maar evenmin tegengehouden, al werd dat wel verhoopt. Op zijn gezag werd een liturgische vernieuwing doorgevoerd die het devotionele leven van vele ‘gewone gelovigen’ ondermijnd heeft. Tijdens de mis een rozenhoedje bidden kan iedereen, de Bijbellezingen begrijpen kan niet iedereen. Het concilie wilde de kwaliteit van de kerkelijke participatie opdrijven, desnoods ten koste van enig verlies aan kwantiteit. Was een andere strategie mogelijk?