In het alledaagse leven vinden katholieken, protestanten en andere christenen elkaar volop. Samen bidden blijft echter ingewikkeld, ondervindt priester Jan Stuyt.
In 1948 mocht de katholieke priester Jan Willebrands van zijn oversten niet aanwezig zijn in de Nieuwe Kerk in Amsterdam, toen daar door protestanten en orthodoxen de Wereldraad van Kerken werd opgericht – maar met een perskaart was hij er toch.
Toen Paus Johannes Paulus II in oktober 1986 in Assisi wilde bidden voor de wereldvrede met leiders van andere godsdiensten, waaronder zelfs niet-christelijke, speelde dezelfde Jan Willebrands, inmiddels kardinaal, een hoofdrol. De afgelopen 75 jaar heeft de samenwerking tussen de christelijke kerken reuzenstappen vooruit gezet. De oecumene van het gewone leven vindt volop plaats: in vriendschappen, het onderwijs, de zorg en de politiek; in diaconale projecten zoals voor druggebruikers, daklozen en voedselbanken. In de gezondheidszorg is samenwerken van protestant en katholiek bij de geestelijke verzorging in heel Nederland gemeengoed. Deze goede verstandhouding is in het licht van twintig eeuwen christendom recent en spectaculair.
Het samen bidden en vieren blijft echter ingewikkeld. Met de orthodoxen is het het makkelijkste: het moet op hun manier zoals zij het al 500 jaar doen, daar valt verder niet over te praten en het is altijd prachtig mooi – van mij krijgen ze dus meteen hun zin. Met vrijzinnige protestanten is het anders: die willen nog wel eens creatief zijn in de liturgie en dat lijkt mij niet de juiste plek. Intercommunie is in het buitenland ondenkbaar: men gaat niet in een andere kerk te communie of naar het Avondmaal – men woont misschien wel bij, maar neemt niet deel. In Nederland is intercommunie wel gemeengoed en mensen zijn al snel verontwaardigd als een voorganger opmerkt dat dit toch niet de bedoeling is. De interconfessionele vieringen die bij ons plaats vinden in ziekenhuizen, citypastoraat en studentenkerk vind je nauwelijks in het buitenland.
De sterkste motor voor oecumenisch samen bidden is het herdenken van de gestorvenen. Bij een uitvaart zit iedereen door elkaar en respecteert men de godsdienst van de overledene. Bij de herdenking van de doden van de Tweede Wereldoorlog is er in menige stad en dorp een oecumenische gebedsviering waar christenen elkaar moeiteloos vinden en het beste van de verschillende tradities gebruikt wordt.
Op theologisch gebied is de vooruitgang langzaam maar gestaag. Bij bijna iedere buitenlandse reis van de Paus worden stappen gezet waar twee generaties terug alleen nog maar van gedroomd kon worden. Die toenadering tot de anglicanen, de orthodoxen en de reformatie gaat nog steeds met kleine stappen vooruit, ondanks de grote stappen achteruit die ook worden gemaakt.
Het grootste cadeau van de oecumene zijn mijn reformatorische collega’s: het heeft mij verrijkt met prima collega’s en vriendschappen met vrouwen en mannen in het ambt.