Echt luisteren is een kunst. De Kerk heeft er behoefte aan, betoogt Jos Moons: zowel gezagsdragers als gelovigen hebben te vaak hun oordeel klaar nog voor ze geluisterd hebben naar de ander.
“Arts onderbreekt patiënt al na 18 seconden”, kopte onlangs dagblad Trouw. Dat is erg kort. Te kort. En dus pleiten een huisarts en een ‘patiëntenluisteraar’ aan het Radboudumc ervoor dat dokters leren luisteren. Want, zo benadrukken ze, luisteren loont. Patiënten komen vaak met goede ideeën. De diagnose is vaak nauwkeuriger. Wat een patiënt nodig heeft wordt beter duidelijk. En naast de praktische en economische winst is er de affectieve winst: de patiënt voelt zich serieus genomen.
Toen ik theologie studeerde heb ik ook leren luisteren. Leren luisteren. Want luisteren is een ambacht, en dat beheers je niet vanzelf. Het begon met techniek. We moesten gewoon maar spiegelen. Op “Ik heb vandaag zo’n moeilijke dag gehad” hoef je niet eens te reageren met een vraag. “Je had een moeilijke dag vandaag” is vaak voldoende om de ander verder te laten spreken. Geleidelijk leerden we er andere technieken bij. Maar uiteindelijk moest het een ambacht worden. Een ambachtsman kent zijn technieken ‘van binnen’. Hij heeft ze zich eigen gemaakt. Dan is luisteren een kunst, een houding geworden.
Die houding, die kunst, daar hebben we in de Kerk behoefte aan. Pastores, bisschoppen en Vaticaanse burelen staan vaak op de zend-stand. Er is sprake van eenrichtingsverkeer. Men spreekt zonder te luisteren. Kritische vragen en opmerkingen worden voorzien van een ideologisch etiket, en zo uitgerangeerd voor luisteren heeft kunnen lonen. Bijvoorbeeld, bevrijdingstheologie is dan marxistisch, nuancering van de ‘werkelijke aanwezigheid’ in de Eucharistie relativisme, en het verzoek van een homostel om zegen over hun relatie bij voorbaat tegen de kerkelijke leer.
We zouden ons mogen bekeren tot elkaar
Anderzijds zijn gelovigen geen heilige boontjes. Ook gelovigen hebben baat bij het leren luisteren, want ook gelovigen doen dat vaak niet. Zij staan net zo goed op de zend-stand als kerkelijke ambtsdragers, en plakken net zo druk ideologische etiketten om andere geluiden de mond te snoeren. Bijvoorbeeld, als het kerkelijke spreken over seksualiteit gekwalificeerd wordt als ‘ouderwets’ en ‘niet van deze wereld’ is luisteren niet meer nodig, en is het gesprek over. (Overigens, ook gelovigen onderling luisteren vaak niet naar elkaar.)
We zouden ons mogen bekeren tot elkaar. Je keren tot de ander – de ander als ander, zoals de Franse filosoof Lévinas dat zegt. Met gesprekstechnieken als voorlopig begin. Maar met een houding als uiteindelijk doel. Zodat de ander aan het woord komt en vertellen kan wat hem beweegt en bewoont; welke ervaringen hij of zij heeft, en welk geloof; welke waarden er op het spel staan en hoe hij of zij die afweegt; enzovoorts.
Dan kan er nog steeds leerambtelijk gesproken worden. Maar als er geluisterd is, dan zal dat effectief en affectief anders zijn.