“En met hoeveel zusters woont u hier nog?” De zusters Clarissen in Megen willen het woordje nog niet meer horen. Omdat het suggereert dat er van alles niet deugt. Groot gelijk, vindt Jan Peters.
“Met hoeveel zusters woont u hier nog?” Deze vraag horen de zusters Clarissen in Megen vaak uit de mond van hun bezoekers. Goed bedoeld, maar voor hen suggereert zo’n vraag met het woordje “nog” erin, dat de huidige situatie te wensen overlaat, zorgwekkend is. De vraag lijkt zo ook te verwijzen naar een verleden waarin alles beter was. Een negatieve blik op de huidige situatie, gevoed door een stille verwijzing naar een geromantiseerd verleden. Deze ervaring heeft de zusters ertoe gebracht, zoals ze zeggen, “het woordje ‘nog’ uit te bannen”.
‘Nog’: wanneer je er eenmaal op attent gemaakt bent, valt het vaak weer op, en zeker niet alleen wanneer het over godsdienst of kerk gaat. Natuurlijk daar ook: “Gaan jouw kinderen nog naar de kerk?” en tot een pastoor: “Hoeveel doopjes had u nog het afgelopen jaar?” Maar je hoort en leest “nog” over veel ontwikkelingen: “Lezen kinderen nog wel eens een boek?” “Bestaat er in onze tijd nog wel respect voor hulpverleners?”, “Houd jij het nog vol als leraar?”, “Weten parlementariërs nog wel wat er onder gewone mensen leeft?” en “Heeft de jeugd nog wel idealen in het leven?”.
Niet alleen versterken deze vragen de – vaak terechte – bezorgdheid van mensen over wat ze rond zich zien gebeuren, maar ze suggereren ook – vaak niet terecht – dat vroeger alles beter was. Kinderen speelden buiten, gingen naar de kerk en leerden respect voor onderwijzers, ouders en gezagsdragers. Mensen spraken met elkaar en schreven elkaar (liefdes)brieven.
De Kerk beleefde het rijke roomse leven, een gouden tijd, waarover we soms met heimwee kunnen spreken. Het is die heimwee die doorklinkt in het woordje “nog”. Het is die heimwee die soms ook het zicht op het goede in onze eigen tijd versluiert. Dat er vijftien, ook jongere, zusters wonen in het klooster in Megen wordt door het woordje “nog” niet als rijkdom maar als verlies geduid.
Heel terecht dat de zusters dit woordje in de ban hebben gedaan.
Dit doe je nu toch niet meer
Er is nog een ander soort vragen met “nog”, waarmee ook de zusters worden geconfronteerd: “Lopen jullie nog in pij?”, “Blijven jullie hier nog wonen in dit oude klooster?” Ook hier suggereert “nog” in de vraag dat de huidige situatie, de huidige manier van leven en werken, niet ideaal is. Maar ditmaal wordt het heden niet afgezet tegen een geïdealiseerd verleden, maar tegen datgene wat nu de norm lijkt te zijn: dit doe je nu toch niet meer.
Ook dit soort vragen blijft niet beperkt tot de muren van het klooster of de kerk. “Schrijf jij nog brieven met de hand?”, “Heb jij nog zo’n ouderwetse telefoon?”, “Blijf je als moeder nog thuis om voor de kinderen te zorgen?” of “Kook je nog elke dag helemaal zelf?”
In deze vragen lijkt het woordje “nog” bijna dwingend een norm op te leggen die de vraagsteller als vanzelfsprekend ervaart.
De twee soorten vragen met “nog” lijken elkaar tegen te spreken: een geïdealiseerd verleden tegenover een geïdealiseerd heden. Maar in beide gevallen klinkt een vergelijkbare zorg of zelfs kritiek door.
Nogmaals heel terecht dat de zusters dit woordje in de ban hebben gedaan.
Foto boven artikel www.facebook.com/zustersclarissenmegen.