Op de Synode over Synodaliteit stonden dit keer ronde tafels waaraan zowel kerkelijke “hoogwaardigheidsbekleders” en “gewone” leken naast en door elkaar zaten. Het is een gelegenheid om eens na te denken over wat er in Mattheus 23 staat: “Laat u geen Rabbi noemen”.
Jezus heeft zich niet als een Rabbi gedragen. Rabbi’s deden hun leerlingen onderdanig aan hun voeten zitten als dienaars. Jezus noemt zijn leerlingen vrienden: “Ik noem u geen dienaars meer (…) maar u heb Ik vrienden genoemd…” Rabbi’s gingen rijkelijk en opvallend gekleed. Ze vonden het normaal overal vooraanstaande plaatsen te bezetten en door het “gewone volk” geëerd te worden.
Telkens ik dit stukje Evangelie lees, vraag ik me af of we in Jezus’ Kerk niet juist het omgekeerde hebben gedaan van wat Jezus in het Evangelie voorhoudt. Naar wereldse gewoonten die een samenleving hiërarchisch opbouwen, hebben kerkelijke gezagdragers zich toch graag “Rabbi” laten noemen met een hele titulatuur erbij.
Bij de ingang van het jezuïetenhuis in Heverlee hangt mooi ingekaderd de oorkonde die bij de eerste steenlegging werd opgesteld. Het was nog in de klerikale tijd van voor het Tweede Vaticaans Concilie. Alle kerkelijke bedienaars krijgen er hun juiste titel. Dat gaat van “Hoogwaardige excellentie”, over “hoogwaardige”, “zeereerwaarde” tot een gewoon, maar toch nog “eerwaarde Pater”. Maar de architect en de bouwheer die erop staan krijgen zelfs geen “Mijnheer” voor hun naam: “De bouwwerken werden toevertrouwd aan Eerwaarde Pater Indekeu en de plannen werden ontworpen door Jos Ritzen bijgestaan door Achille Charlet.”
Maar waarom moet een Pater een “eerwaarde Pater” zijn? En moet een bisschop een “hoogwaardige excellentie” zijn en niet eenvoudig een “mijnheer de bisschop”? Mede dankzij de evangelische geest die paus Franciscus door de kerk laat waaien in het Westen wordt dit gelukkig wel gezegd. Het wordt hem echter door heel wat kerkelijke “hoogwaardigheidsbekleders” zeer kwalijk genomen.
Is het niet ‘normaal’ dat ik als ‘hoogwaardige heer’ plechtiger gekleed ga dan de “gewone mensen”? Dat ik een zetel krijg op de eerste rij of op de tribune naast andere hoogwaardigheidsbekleders van onze samenleving? En is het niet ‘normaal’ dat “Zijne Heiligheid” in een luxueuze Mercedes met lamslederen zetels wordt vervoerd en niet naast de chauffeur gaat zitten in een kleine heel gewone Fiat? Zoals paus Franciscus het doet! Jezus liet ook niet over zich spreken als ‘zijne heiligheid’. Op de vooravond van zijn passie reed hij Jeruzalem binnen, niet op een paard of in een luxedraagstoel maar op een ezelsveulentje.
In een belangrijke meditatie van de Geestelijke oefeningen van Ignatius van Loyola, zendt de grote verleider van onze menselijke natuur – Ignatius noemt hem de grote leugenaar – zijn trawanten uit met de opdracht: “breng hen tot ijdele wereldse eer, maak hen hoogmoedig en doe hen verlangen naar rijkdom en macht.” De ware aanvoerder Jezus, zendt daarentegen zijn vrienden uit met de opdracht: “keer hen af van begeerte naar rijkdom, doe hen niet verlangen boven anderen te staan en door anderen geëerd te worden maar leer hen nederige dienstbaarheid.”
Paulus die nochtans was opgeleid om Rabbi te worden, schrijft in zijn brief aan de christenen van Thessaloniki: “Wij hebben geen eerbewijzen van mensen gezocht, van u noch van anderen, ofschoon wij als apostelen van Christus ons hadden kunnen laten gelden… wij hebben dag en nacht gewerkt om maar niemand van u tot last te zijn.” (1Thes. 2, 7b-9)
Foto door Iva Rajović via Unsplash