Juristen van de formalistische stempel rukken op in bestuurlijke functies, in zowel Kerk als samenleving. Hun gebrek aan empathie en creativiteit werkt verlammend, meent Jan Peters SJ.
“Bijgevolg sommeer ik u de door u gedane uitlatingen publiekelijk en zonder enig voorbehoud te herroepen en wel vóór morgenmiddag 13.00 uur. Bij ontstentenis van een adequate reactie uwerzijds zal ik alsdan overgaan tot het entameren van een kort geding. Alle materiële en morele schade die een gevolg is van uw uitlatingen zal op u worden verhaald.”
Een ware verrassing te midden van de mailtjes op de vroege maandagochtend. De eerste aanvechting: een bloedhekel krijgen aan alle juristen. Ga je zo met elkaar om? Denk je zo problemen op te lossen? Kom maar op! Maar meteen daarna realiseer je je hoeveel uitstekende en sympathieke juristen je wel kent, prima collega’s en goede vrienden.
Van één van deze collega’s hoorde ik de uitspraak terug die ik kennelijk zelf vaak gebruik: “Ik heb een jurist niet nodig om me te vertellen dat dit of dat niet mag of zelfs niet kan. Dat weet ik zelf wel. Vertel me liever hoe ik het ideaal dat ik voor ogen heb wel kan realiseren. Daar heb je voor gestudeerd.” Een jurist naar mijn hart. Met zo iemand kun je de wereld aan.
Vreemd eigenlijk, dat besturen soms het idee hebben, dat ze niet volwaardig kunnen functioneren als ze niet een meester in de rechten in hun midden hebben. En dan liefst een van de formalistische stempel. Dat geeft wellicht een gevoel van zekerheid en veiligheid, onkwetsbaarheid misschien, maar goed besturen wordt er alleen maar lastiger door. De goede juristen niet te na gesproken: zij zijn vaak uitstekende bestuurders, maar dat zouden ze ook zonder hun meestertitel zijn.
In het openbaar bestuur vind je veel juristen, van het positieve, coöperatieve slag, maar ook van die mensen die wij zo graag ‘ambtenaren’ noemen. Van hen krijg je het gevoel, dat ze vooral hebben gestudeerd om feilloos te weten hoe ze je de voet dwars kunnen zetten. En als zo iemand dan ook nog promotie maakt en in de politiek of een bestuursfunctie terechtkomt, dan werkt het verlammend: creativiteit en empathie (een mooi actueel woord) ontbreken, een gesprek op basis van inhoudelijke argumenten blijkt uiterst moeilijk.
De Kerk is net mensenwerk: ook hier lijkt een graad in het canoniek (kerkelijk) recht – liefst in Rome behaald – de beste weg naar een hoge bestuurlijke functie. Ze weten dan immers precies wat wel en vooral wat niet mag. Van de canonist Van Welie – van 1923 tot 1957 hoogleraar in Nijmegen – is de uitspraak overgeleverd dat er drie categorieën daden zijn: “Het kan niet, het kan wel maar het mag niet, het kan wel en het mag wel maar het is hoogst ongepast”. Als je naar veiligheid en zekerheid zoekt: een rotsvaste basis.