Elisabeth van de Drie-eenheid had een kort leven. Daarin probeerde ze intens God als drie-eenheid te beleven. ‘God in mij. Ik in Hem. Dat is mijn leven!’
Elisabeth van de Drie-eenheid werd geboren op 18 juli 1880. Ze had een opvliegend en gloedvol temperament, een zeer gevoelige natuur en een ijzeren wilskracht. In 1906 stierf ze op 26-jarige leeftijd, als karmelietes. Ondanks haar jonge leeftijd liet ze een flink oeuvre na: 342 brieven, twee retraites, een jeugddagboek en 124 gedichten.
Elisabeth van de Drie-eenheid is veertien jaar wanneer haar roeping voor de Karmel zich duidelijk begint af te tekenen.
Op de avond voor haar eerste communie brengt Elisabeth met haar moeder bezoek aan het karmelietessenklooster van Dijon. Van de priorin krijgt ze een prentje met de volgende verzen:
‘Je gezegende naam verbergt een geheim dat zich op deze grote dag voltrekt. Kind, je hart is op aarde Huis van God, van de God van Liefde.’
Elisabeth van de Drie-eenheid (dan nog Elisabeth Catez) is veertien jaar wanneer haar roeping voor de Karmel zich duidelijk begint af te tekenen. Christus wordt de enige grote passie van haar leven. Maar haar moeder verbiedt haar elk contact met de Karmel tot ze negentien jaar is. Midden in de drukte van het leven, voelt ze een verscheurende heimwee naar stilte en eenzaamheid van de Karmel.
‘Meester, moge mijn leven een aanhoudend gebed zijn. Mocht niets, niets mij van U afwenden. Noch het werk, noch het genot, noch het lijden. Mocht ik mij helemaal in U verliezen.’
Midden in de drukte van het leven, voelt ze een verscheurende heimwee naar stilte en eenzaamheid van de Karmel.
Op haar negentiende krijgt ze van haar moeder toestemming opnieuw contact op te nemen met het klooster. Voor haar intrede wordt een termijn gesteld: ze zal niet intreden voor ze 21 jaar is. Een maand voordat het zover is, schrijft ze:
‘Heb ik je reeds mijn naam in de Karmel gezegd? Maria-Elisabeth van de Drie-eenheid. Deze naam geeft naar mijn mening een bijzondere roeping weer. Ik hou zoveel van dat mysterie van de Heilige Drie-eenheid. Het is een afgrond waarin ik mij verlies. ‘God in mij. Ik in Hem’. Dat is mijn leven!’
Op 2 augustus 1901 treedt Elisabeth eindelijk binnen in de Karmel. In een brief aan haar vriendin schrijft ze:
‘Het leven van een karmelietes is een communie met God, van de morgen tot de avond en van de avond tot de morgen. Als onze cellen en panden niet vol waren van Hem, wat zouden ze leeg zijn. Maar we zien Hem door alles heen. We dragen Hem in ons. Ons leven is een vooruit beleven van de hemel.’
Als onze cellen en panden niet vol waren van Hem, wat zouden ze leeg zijn. Maar we zien Hem door alles heen.
Na enkele maanden van licht en troost valt het noviciaat zeer hard. Angsten, bekoringen en scrupules overvallen haar. Twijfels omtrent haar roeping laten haar niet los. Pas als voor Elisabeth de ontdekkingsreis in het mysterie van de drie-ene God begint, keert de vrede in haar ziel terug. Een steeds dieper wegzinken in de bodemloze stilte van Gods drie-ene liefde.
‘Ik ben Elisabeth van de Drie-eenheid. Dat wil zeggen: Elisabeth die verdwijnt, die zich verliest, die zich laat overrompelen door de Drie.’
Op 21 november 1904, twee jaar voor haar dood, beleeft Elisabeth een uitzonderlijke genadedag. In haar cel schrijft ze op een eenvoudig blaadje in één pennentrek haar wereldberoemde zielsverheffing tot de Heilige Drie-eenheid, als gebed opgenomen in de catechismus van de katholieke kerk.
‘O mijn God Drie-eenheid, die ik aanbid, help mij mezelf helemaal vergeten om mij in U te vestigen, roerloos en stil alsof ik reeds in de eeuwigheid was…’
Ik laat je mijn devotie na tot de Drie, tot de Liefde. Leef binnenin met Hem, in de hemel van je ziel.
In juni 1903 vertonen zich de symptomen van de vreselijke en slepende ziekte van Addison.
Haar brieven uit deze periode tonen hoe Elisabeth van de Drie-eenheid leeft in een onafgebroken dankzegging. Ze ondertekent ze met Laudem Gloriae (Lof van Gods Heerlijkheid). De lof van Gods heerlijkheid bezingen, in een wereld waar de lof van ons eigen ‘ik’ vaker klinkt. Aan haar zus schrijft ze eind april 1906 een brief die we kunnen lezen als haar geestelijk testament
‘Ik laat je mijn devotie na tot de Drie, tot de Liefde. Leef binnenin met Hem, in de hemel van je ziel. De Vader zal je overschaduwen en als ’t ware een wolk plaatsen tussen jou en het geschapene. Het Woord zal in je ziel het beeld van zijn eigen schoonheid prenten, om je zuiver te maken door zijn zuiverheid, lichtend door zijn licht. De Heilige Geest zal je herscheppen tot een mystieke lier, waaraan Hij in de stilte een prachtige hymne aan de Liefde zal ontlokken. Dan zal je ‘lof van zijn heerlijkheid’ zijn. Dit is mijn droom op aarde. Jij zult mijn plaats innemen.’
De Heilige Geest zal je herscheppen tot een mystieke lier, waaraan Hij in de stilte een prachtige hymne aan de Liefde zal ontlokken.
Haar doodstrijd eindigt op 9 november 1906. Haar laatste woorden sprak ze twee dagen daarvoor uit:
‘Ik ga naar het Licht, naar de Liefde, naar het Leven!’
Op 16 oktober 2016 is deze Elisabeth heilig verklaard.
Verder lezen: Koen De Meester, Heilige Elisabeth van de Drie-eenheid, verteld door haarzelf.
Lees hier de vorige aflevering in onze serie over mystici uit de twintigste eeuw: Thomas Merton: een authentiek en relevant contemplatief leven.