Wie is de jongeman die tijdens Jezus’ arrestatie naakt in de nacht verdwijnt? Is het soms Marcus zelf? Dries van den Akker geeft een verrassende twist aan dit personage.
Dit jaar wordt er tijdens de mis op zondag vooral gelezen uit het evangelie volgens Marcus. Hij is, naar men aanneemt, de eerste die een levensbericht over Jezus schreef. Matteüs en Lucas kwamen later. Johannes nog weer later. Toen het Nieuwe Testament in de vroege middeleeuwen zijn definitieve ordening kreeg, meende men dat Marcus het evangelie van Matteüs had samengevat. Vandaar dat Matteüs als eerste werd geplaatst, gevolgd door Marcus, Lucas en Johannes.
Matteüs en Lucas gebruikten de compositie van Marcus’ evangelie als uitgangspunt voor hun Jezusboek. Zij namen nagenoeg al zijn verhalen over en vulden hun versie aan met nieuw materiaal. Het is bijzonder prikkelend na te gaan welke verhalen zij niet overnamen. Een bekend voorbeeld is de anekdote over de jongeman tijdens Jezus’ arrestatie. Marcus vertelt (14,50-52): ‘Allen lieten Jezus in de steek en namen de vlucht. Toch ging een jongeman, die een linnen doek om het blote lichaam had geslagen, hem achterna. Ze grepen hem, maar hij liet zijn kleed in de steek en vluchtte naakt weg.’
Omdat de latere evangelisten dit verhaaltje niet overnamen, ging men er vanouds van uit dat die jongeman wellicht Marcus zelf geweest was. Dat kan heel goed zijn. Maar daartegen pleit dat Marcus geen volgeling van Jezus was; hij had hem nooit zelf gehoord. Dat weten wij uit de oudste kerkgeschiedenis die op naam staat van bisschop Eusebius van Cesarea en stamt uit de eerste helft van de vierde eeuw. Eusebius zegt zich te baseren op zeer oude bronnen (III, xxix, 15).
Ze grepen hem, maar hij liet zijn kleed in de steek en vluchtte naakt weg.
Dat sluit nog niet uit dat Marcus wel degelijk die jongeman was tijdens Jezus’ arrestatie. Zeker, als we bedenken dat de eerste christengemeente na Jezus’ heengaan bijeen kwam in het huis van de moeder van Marcus (Handelingen 12,12). Er is zelfs een traditie die meent te weten dat in dat huis Jezus het Avondmaal hield met zijn leerlingen. Misschien dat Marcus langs die weg Jezus kende, maar was hij nog te jong om hem te volgen?
Zelfs als die jongeman Marcus was, blijft de vraag, waarom deze anekdote thuishoort in het kader van Jezus’ Blijde Boodschap. Mij valt op dat Marcus in zijn evangelie dat woord ‘jongeman’ nog één keer elders gebruikt. En wel aan het slot, als de vrouwen naar Jezus’ graf gaan om hem alsnog te balsemen. Daar was geen tijd voor geweest, toen hij in zijn graf werd neergelegd. Het graf blijkt leeg. Er zit een ‘jongeman in een wit gewaad’ die hen weet te vertellen dat Jezus uit de dood is opgestaan en waar zij hem zullen vinden (16,01-08).
Tijdens de arrestatie was de jongeman gekleed in een ‘lijnwaad’. Ook dat woord komen we bij Marcus nog maar één keer tegen: de dode Jezus wordt in zo’n lijnwaad gewikkeld (15,46). Wat een vreemde kleding heeft die jongeman aan bij Jezus’ arrestatie: een doodskleed. Hij laat het in de handen van de overvallers achter en vlucht naakt de nacht in… Om vervolgens in het verhaal terug te keren op Paasochtend in een wit gewaad.
Wordt hier niet het eeuwenoude doopritueel verteld? Als iemand in de eerste eeuwen werd gedoopt, liet hij of zij in de Paasnacht de tot dan toe gedragen kleding achter op de rand van het doopbassin; legde daarmee de oude mens af. Vervolgens daalde men naakt af in het bassin als teken dat men met Jezus stierf aan de oude mens, om er vervolgens als een nieuw mens uit te komen. Aan de andere kant van het bassin werd de dopeling gehuld in een hagelwit gewaad.
Vervolgens daalde men naakt af in het bassin als teken dat men met Jezus stierf aan de oude mens.
Als die jongeman van Jezus’ arrestatie al Marcus was, dan heeft Marcus van deze anekdote theologie gemaakt. Ieder die Jezus volgt – de oude mens in ‘de nacht’ achterlaat en zich bekleedt met het witte gewaad van de nieuwe mens, Christus – kan in die jongeman zichzelf zien.