Het spook waarnaar Karl Marx verwees in de aanhef van zijn Communistisch Manifest is op de achtergrond geraakt. Guido Dierickx betoogt dat wij anno 2024 nu af te rekenen hebben met het spook van het volksnationalisme in zijn extreemrechtse variant.
Onlangs heeft het volksnationalisme zich gemeld in Oostenrijk waar de extreemrechtse FPÖ bij de verkiezingen niet minder dan 29 % van de stemmen behaalde en daarmee de grootste partij werd. En dat, wij weten het maar al te goed, is geen zeldzame uitschieter. Soortgelijke electorale ontwikkelingen hebben zich voorgedaan in Duitse deelstaten, in Frankrijk, Italië, Nederland, België. Verontrustend is bovendien dat het succes van deze partijen in aanzienlijke mate toe te schrijven is aan de steun van kiezers die voorheen op christendemocratische partijen stemden. Wie beweerde ooit dat “christenen’ zich minder gemakkelijk door dit extreemrechtse gedachtegoed zouden laten verleiden?
Bij nader inzien is er toch wel enige affiniteit te bespeuren tussen christenen (en christendemocratische partijen) en extreemrechts. Beide hechten veel belang aan gemeenschapsvorming en vrezen dat die ten onzent bedreigd wordt. Beide zetten zich af tegen het individualisme van onze globaliserende en vereenzamende samenleving. Aandacht dus voor meer gemeenschapsvorming. Maar de gemeenschap die zij tot stand willen brengen, is erg verschillend. Wat christendemocraten voor ogen staat, begint bij het gezin om uit te deinen naar de buurt, naar het verenigingsleven, naar het land. Hun ambitie gaat nog verder, ze streeft uitdrukkelijk naar gemeenschapsvorming op Europees niveau. Daarom houden zij zo sterk vast aan het ideaal van een hechte Europese Unie.
De (volks)nationalisten zien zich daarom verplicht aan de nationale staat een haast sacraal statuut te geven
De nationalisten geven daarentegen een duidelijke voorrang aan gemeenschapsvorming op het niveau van “het volk”, desnoods ten koste van gemeenschapsvorming op lager en op hoger niveau. Het volk moet daarom samenvallen met en gesteund worden door de Staat. Bijzonder in onze tijd wordt de eigenheid van het volk aangetast door interne en externe bedreigingen en enkel de nationale staat kan daartegen voldoende bescherming bieden. Vandaar de neiging om de macht te centraliseren, om te verstaatsen en om de lokale besturen te verzwakken. (In ons eigen land stond de afschaffing van de provincies op de agenda van de regeringsvorming.) Vandaar ook de neiging om de nationale grenzen hoger op te trekken en om supranationale gezagsstructuren te ontzenuwen.
Het is te begrijpen dat vele burgers de toenemende diversiteit van de samenleving en de kosten van de economische globalisatie met enige tegenzin ondergaan. Maar niet allen zijn daarom grote voorstander van het nationalistische project. De (volks)nationalisten zien zich daarom verplicht aan de nationale staat een haast sacraal statuut te geven. Het is ontroerend te zien hoe vele Engelsen ieder jaar in de Royal Albert Hall de Last Night of the Proms vieren en hoe ze uit volle borst ‘Land of Hope and Glory’ en ‘Brittannia Rules the Waves’ meezingen (ze kennen de woorden!). Maar anderzijds is het onrustwekkend bij deze en andere gelegenheden te merken hoeveel wordt geïnvesteerd in de constructie van het Britse nationalisme. Gelukkig werd er de laatste maal in het publiek niet enkel met Britse maar ook met Europese vlaggetjes gezwaaid.
Zo gaat het er ook aan toe in Frankrijk, in de VSA. In vele landen wordt het verleden van ‘het volk’ opgehemeld en zo niet verzonnen dan toch vervalst. In onze schooljaren mochten wij met enige trots horen dat Julius Caesar de Belgen de dappersten aller Galliërs noemde. Pas later konden wij vernemen dat die Belgen helemaal niets te maken hadden met de huidige Belgen. Geen verheerlijking van de nationale staat zonder leugens, zonder uitgommen van onderdrukking en uitbuiting. Ach, al die westerns van onze jeugd met dappere blanken en boosaardige indianen.
In extreme gevallen, zo zeggen cultuurcritici, heeft het nationalisme een haast religieuze cultus van de Staat ingevoerd en wilde de cultus van de Staat de plaats innemen van de cultus van de Kerk. Zo wil de nationale Staat het monopolie van het geweld opeisen: het recht om leden van de gemeenschap te doden en om leden van de gemeenschap de plicht op te leggen om, als soldaten, anderen te doden.
De Kerk heeft de ambitie om ooit van vreemden, van alle vreemden, vrienden te maken.
Het nationalisme is gevaarlijk. Ook al omdat deze ideologie zich pleegt te voeden met vijandbeelden. De vrees voor buitenlandse en binnenlandse vijanden is een bijzonder doeltreffend middel om de eigen gemeenschap weerbaar te maken. Nogal eens wordt gezegd dat de christelijke gemeenschap in hetzelfde bedje ziek is. Ook de kerk wil haar gemeenschap behoeden. Maar er is één cruciaal verschil. Christenen willen hun gemeenschap niet enkel beschermen maar ook uitbreiden. Hun gemeenschapsvorming is nooit voltooid, zij deint steeds verder uit. Zij ziet uit naar steeds nieuwe ontmoetingen. Zij heeft de ambitie om ooit van vreemden, van alle vreemden, vrienden te maken.