“Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.” De nieuwe Hobbit-film tapt uit hetzelfde Bijbelse vaatje als paus Franciscus in zijn recente schrijven Evangelii Gaudium.
Wie vandaag de nieuwe film The Hobbit: The Desolation of Smaug gaat zien, kan beter niet eerst het boek lezen waarop het gebaseerd is, J.R.R. Tolkiens klassieker The Hobbit. Niet alleen omdat hij dan reeds de afloop kent (die is toch voorspelbaar), of omdat het boek per definitie beter is dan de film (ook dat is voorspelbaar). Maar vooral omdat boek en film elkaar nauwelijks zullen aanvullen of bevragen – daarvoor is regisseur Peter Jackson, ondanks dat hij het tamelijk eenvoudige sprookje flink oprekt met bombastisch visueel spektakel, toch te trouw aan de Tolkien-canon. De film zal je geen nieuwe kijk geven op het boek, en vice versa.
Nee, wie vandaag het tweede deel van de Hobbit-trilogie gaat bekijken kan beter eerst Evangelii Gaudium lezen, de eerste ‘apostolische exhortatie’ van paus Franciscus. En wel het volledige document, geen laffe samenvatting of ijl journalistiek commentaar. (Wie de pillen van Tolkien lezen kan, zou zijn hand ook niet om moeten draaien voor die luttele tweehonderd pagina’s pauselijk schrijven). Die twee, The Hobbit en Evangelii Gaudium, kunnen wél een verrassend licht op elkaar werpen, elkaar dieper doen verstaan.
In de woorden van de paus kunnen we Smaug reeds horen grommen
Vooropgesteld: The Hobbit gaat net zo min als Evangelii Gaudium over een fantasiewereld waarin wonderlijke wezens vrijblijvende avonturen beleven – nee, het verhaal gaat over onszelf, over onze wereld, over wat ons mensen groots maakt of juist klein en naargeestig. Dat laatste – de kleinmenselijke bekrompenheid – wordt vooral vertolkt door de dwergen. Zij waren, zo werd ook uitgelegd in de eerste film, de oorzaak van alle ellende: zij groeven te diep en te gretig in de Eenzame Berg, potten er hun schatten op, en dat trok de draak aan. De draak is hier het zinnebeeld van de noodlottige hebzucht van de dwergen (en dus ook van ons); een hebzucht die ze ook nog niet overwonnen hebben als het avontuur aanvangt. Integendeel: ze blijven tot in het hol van de draak door die hebzucht gedreven, ze willen terugpakken wat hen toebehoort.
Het is precies die gewelddadige goudkoorts die paus Franciscus hekelt in zijn exhortatie – en in zijn formulering kunnen we de woeste draak Smaug reeds horen grommen:
De zucht naar macht en eigendommen kent geen grenzen. In dit systeem, dat alles verslindt wat de groei van winsten in de weg staat, is al wat kwetsbaar is, zoals het milieu, weerloos tegenover de belangen van een vergoddelijkte markt, die de enige absolute regel wordt.
(Evangelii Gaudium II, 56.)
Het zijn passages als deze die in de internationale pers werden geïnterpreteerd als ‘anti-kapitalistisch’ (terecht), en dús (onterecht) als ‘socialistisch’. Dagblad Trouw bijvoorbeeld noemde paus Franciscus “een uitgesproken socialist, maar wel een socialist die binnen zijn eigen organisatie voor decentralisatie pleit”. Een pijnlijke blijk van onwetendheid over de traditie waarin dit schrijven staat: namelijk die van het katholieke sociale denken, dat zich vanaf de late negentiende eeuw ontwikkelde als alternatief voor zowel het liberalisme als het socialisme.
Laat dat nu net ook de bron zijn waaruit de katholiek J.R.R. Tolkien putte. Hij is de directe erfgenaam van de Britse school van katholiek sociaal denken die bekend staat als het distributisme – met illustere denkers als G.K. Chesterton en Hilaire Belloc als belangrijkste architecten. De Gouw, de idyllische woonplaats van het vredige hobbitvolk, is zonder meer het Utopia van deze sociaal-politieke theorie; goederen worden er op een eerlijke wijze gedistribueerd, zonder dat particulier bezit als dusdanig uit den boze is (zoals in het socialisme wel het geval is).
De vraag die in zowel The Hobbit als Evangelii Gaudium aan de orde is, is deze: hoe gaan wij om met (materieel én immaterieel) bezit? Zijn wij erdoor geobsedeerd, graven wij ons in in het goud zoals de draak? Of delen wij erin en ervan, de evangelische wijsheid indachtig:
Verzamel geen schatten op aarde, waar mot of houtworm ze aantast, en waar dieven inbreken om ze te stelen. Maar verzamel schatten in de hemel, waar mot noch houtworm ze aantasten, en waar geen dieven inbreken om ze te stelen. Want waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.
(Mt. 6:19-21)
De hobbit Bilbo Balings – door de dwergen consequent ‘de inbreker’ genoemd, omdat hij de schat voor hen moet stelen – zal dit laatste voorleven. Als de draak verslagen is (ik zei al, de afloop is voorspelbaar) en de schat wordt verdeeld onder de overlevenden, weigert Bilbo een exorbitante beloning. Want, zo legt hij uit:
Hoe zou ik in ’s hemelsnaam die schat mee naar huis hebben kunnen nemen zonder me onderweg oorlog en moord op de hals te halen? En ik weet niet wat ik er thuis mee had moeten doen.
Uiteindelijk neemt hij twee kistjes mee, een met goud en een met zilver. Hij is dus zeker niet afkerig van persoonlijk bezit, maar, zo schrijft Tolkien veelbetekenend: hij neemt niet meer mee dan hij dragen kan.
En hij zal er ook van uitdelen: het verhaal van Bilbo Balings begint en eindigt met een gastmaal. In het begin is hij gastheer tegen wil en dank; de dwergen komen onverwacht op bezoek en plunderen zijn voorraadkast – tegen het onverzadigbare consumentisme is hij nog niet opgewassen. Het einde van Bilbo’s verhaal is het begin van In de ban van de ring: ditmaal neemt de oude hobbit zelf het initiatief tot een groot gastmaal ter ere van zijn 111e verjaardag, een feest bekostigd met de schat van Smaug; bijna heel de Gouw is uitgenodigd, en wie niet uitgenodigd is, nodigt zichzelf wel uit. Dát is de wijze waarop we met onze rijkdom om moeten gaan, en Bilbo doet dat de dwergen inzien. Op zijn sterfbed zegt dwergenkoning Thorin Eikenschild tegen Bilbo:
Indien meer van ons prijs op eten en vrolijkheid en liederen zouden stellen dan op bijeengegaard goud zou het een vrolijker wereld zijn.
Dat is precies de hoop en evangelische vreugde die ook de paus uitdrukt. Met socialisme heeft dat niets van doen. Met de eenvoud en eerlijkheid van het hobbitleven des te meer.