Wordt de stem van de kerk nog voldoende gehoord in het publieke debat? En zo nee: hoe kan men daar verandering in brengen?
In onze tijd zou onze kerkgemeenschap moeten deelnemen aan de debatten in het publieke forum. Dat zou ze in principe moeten doen in de vorm van dialoog, een ideaal dat goed aansluit bij de kern van onze christelijke spiritualiteit. Dit ideaal is echter een utopie die niet morgen of overmorgen bereikt kan worden. In werkelijkheid plegen alle deelnemers aan de debatten in het publieke forum hun stem te versterken met allerlei machtsmiddelen. Dat moet ook de kerkgemeenschap doen. In feite wordt haar stem te weinig gehoord. Is dit te wijten aan gebrek aan behoorlijke machtsmiddelen? Laten we hier even hebben over een (behoorlijk) machtsmiddel dat dikwijls onderschat wordt: de deskundigheid.
In een democratie mag geen beroep meer gedaan worden op een onbetwistbaar gezag. Dat mag en kan ook de kerkgemeenschap niet meer. Maar andere belangengroepen van onze samenleving mogen dat evenmin. De kerkgemeenschap mag zich dus niet laten intimideren door stemmen van belangengroepen die zich beroepen op hun specifieke deskundigheid, op het gezag van de ‘ijzeren’ logica van het economisch bestel, van het wetenschappelijk discours en dies meer.
De kerk moet voldoende deskundigheid in huis hebben – laat dat nu haar grote probleem zijn
Het is waar dat diverse sectoren van de samenleving sinds een aantal eeuwen een eigen denkwijze hebben ontwikkeld. Het zou onwijs zijn die denkwijze en haar verworvenheden te negeren zoals de fundamentalisten de verworvenheden van de Bijbelstudie negeren. Anderzijds doen zich in die zogenaamde autonome sectoren uiteenlopende strekkingen voor. Dat biedt de mogelijkheid om een voorkeur uit te spreken voor één van die strekkingen. De specifieke denkwijze van die sectoren leidt immers niet tot een onbetwiste ‘orthodoxie’ die outsiders zoals de kerk monddood zou maken. Gelovigen gaan niet graag mee met de ‘orthodoxie’ van het economisch liberalisme en al evenmin met dat van het orthodoxe socialisme. Dat veronderstelt evenwel dat de kerk voldoende deskundigheid in huis heeft om haar voorkeur te kunnen ondersteunen met argumenten die in die sector als geldig worden beschouwd. En laat dat nu haar grote probleem zijn. Haar woordvoerders in het debat moeten even deskundig zijn als zij die in een bepaalde sector als deskundig gelden.
Hoe kan de kerkgemeenschap de nodige deskundigheid verwerven om zich te kunnen meten met die van haar levensbeschouwelijke rivalen? Zij moet vooreerst voldoende omvang hebben om in haar rangen de nodige deskundigen te kunnen vinden. Een kleine kerkgemeenschap zoals de Nederlandstalige kan dat moeilijker dan een grote zoals de Engelstalige. Grote kerkgemeenschappen bieden nu eenmaal een grotere visvijver. De onze heeft geen medium dat vergelijkbaar is met The Tablet in Groot Brittannië. Dat is geen toeval. Gelukkig kan ze, dankzij het internet, een beroep doen op andere, grotere kerkgemeenschappen. Maar het blijft een grote handicap. Daarom moeten we de nodige zorg blijven opbrengen om, in de mate van het mogelijke, onze eigen deskundigen te vormen, dat wil zeggen: intellectuelen in profane domeinen. Anti-intellectualistische (‘spiritualistische’) oprispingen zijn misplaatst.
De ‘agenda’ van strijdpunten mag niet te beperkt blijven, bijvoorbeeld tot kwesties van privé-ethiek
Dat leert de ervaring met de werking van UCSIA (Universitair Centrum Sint-Ignatius Antwerpen). Om deskundigen te vinden voor het debat over actuele levensbeschouwelijke vraagstukken zou men zich in principe eerst moeten richten tot die van ons eigen taalgebied. Maar die zijn zeldzaam. Deskundigen uit het Franstalige of uit het Duitstalige taalgebied uitnodigen? Dan wordt de taalbarrière al gauw te hoog. Dan maar gezocht bij de Engelstaligen, allicht in de VS. Maar die moeten van ver komen en ze zijn duur.
Maar vergeten we het niet: meespreken in het publieke forum vereist naast deskundigheid ook een zekere ‘profilering’. Dat wil zeggen dat men standpunten accentueert waarover men het met de tegenstanders eens kan zijn. De consensus rond de mensenrechten en rond de strijd tegen de armoede is daarvan een goed voorbeeld. Dat wil ook zeggen dat men niet altijd hetzelfde zegt als de anderen en zorgvuldig de strijdpunten kiest waarop men tegen anderen in het verweer gaat. Die ‘agenda’ van strijdpunten mag niet te beperkt blijven, bijvoorbeeld tot kwesties van privé-ethiek. Zij moet ruim genoeg zijn om de stem van de kerkgemeenschap herhaaldelijk te laten horen en niet enkel bij zeldzame gelegenheden. Zo hoort de kerkgemeenschap zich niet enkel uit te spreken tegen hemeltergende economische armoede, wat ze al doet, maar ook tegen hemeltergende economische ongelijkheid, wat ze nog te weinig doet.