Jos Moons SJ promoveerde woensdag 30 mei, cum laude. Zijn onderzoek ging over de aandacht voor de Heilige Geest in ‘Licht voor de Volkeren’, een van de slotdocumenten van het Tweede Vaticaans Concilie.
Het Tweede Vaticaans Concilie, waarvoor in een viertal lange zittingsperioden tussen 1962 en 1965 2500 bisschoppen uit de hele wereld samenkwamen, bleek een sterke impuls voor de vernieuwing van de kerk. Dit was ook waarop paus Johannes XXIII hoopte, toen hij bijna in een opwelling dit concilie bijeenriep.
Het was vernieuwend, omdat misschien wel voor het eerst de bisschoppen zelf het voortouw namen en documenten die vanuit het Vaticaan waren voorbereid opzij legden. Los daarvan discussieerden zij over de kerk van de toekomst. Hoe zou de kerk zich naar de moderne wereld moeten openen en hoe ziet ze zichzelf in dit grotere verband?
Over deze laatste vraag gaat een van de belangrijkste documenten die het concilie heeft voortgebracht. Het is het document “Licht voor de Volkeren” (“Lumen Gentium” in het Latijn). Veel overtuigingen die later gemeengoed zijn geworden vinden hun verwoording in dit document, zoals de nadruk op de hele gemeenschap van gelovigen als “Gods volk” en de openheid naar andere kerken en naar de gelovigen in andere godsdiensten.
Hoe zou de kerk zich naar de moderne wereld moeten openen en hoe ziet ze zichzelf in dit grotere verband?
Een vernieuwing die minder breed de aandacht trekt is de grotere plaats die dit document geeft aan de Heilige Geest, veel belangrijker dan in oudere documenten. Jos Moons, die hieraan zijn proefschrift heeft gewijd – dat hij op 30 mei met groot succes heeft verdedigd – zegt zelfs dat de inleiding van het document oorspronkelijk over een “twee-eenheid”( Vader en Zoon) leek te gaan; door de bisschoppen is dit expliciet verruimd tot de Drie-eenheid.
In lijn met andere theologen die het Concilie hebben bestudeerd, geeft ook Moons aan dat de vernieuwing van de leer over de Heilige Geest een van de belangrijkste theologische ontwikkelingen in de groei van dit document is geweest. Om te onderbouwen hoe deze tekst tot stand is gekomen en hoe hij begrepen moet worden, heeft hij niet alleen een nauwlettende studie gemaakt van de tekst zelf, maar ook van alle bronnen en verslagen die laten zien hoe de tekst is uitgegroeid tot de definitieve versie; die met slechts een vijftal tegenstemmen door de bisschoppen is aanvaard. Al in de eerste zittingsperiode (1962) kwam het onderwerp aan de orde en daarna kreeg het document stap voor stap, na veel discussies, zijn definitieve vorm en goedkeuring op de eind van de derde zitting in 1964.
Jos Moons kreeg een grote ovatie vanuit de zaal en een bekroning van zijn werk met het predicaat “cum laude”.
In de tekst is een steeds grotere plaats gegeven aan de Geest en wordt deze ook actiever, als zelf handelend beschreven. Je komt de werking van de Geest in alle hoofdstukken tegen, al constateert Jos (met enige spijt) dat het toch veel meer de passages betreft die over de bisschoppen gaan dan die over de leken en zelfs over de religieuzen. Het is een tijdgebonden document, dat een grote stap voorwaarts zet. Wel zal het nodig blijven, zoals tijdens de verdediging van het proefschrift werd geopperd, ook te volgen hoe de verdere uitwerking van deze gedachten zijn geweest. Want ook daarin is de Geest werkzaam, die zich immers niet heeft teruggetrokken na de beëindiging van het concilie.
Jos Moons kreeg een grote ovatie vanuit de zaal en een bekroning van zijn werk met het predicaat “cum laude”. Ook voor hem is het evident dat de Geest blijft inspireren, ook in onze dagen. Tot een aandachtig luisterend gehoor spreekt hij tot slot zijn hoop uit over de toekomst:
‘Wat het wenkende perspectief is? Als we de zin uit de geloofsbelijdenis dat de Geest “Heer is en leven geeft” serieuzer nemen, mogen we dromen van, en hopen op een flexibelere en meer open minded wijze van geloven en theologiseren; we mogen ervan dromen en er op hopen dat gelovigen en kerkleiders meer naar elkaar luisteren en zich meer op hun gemak voelen door de onderscheiding der geesten, zoals we die kennen van Ignatius. En dat alles om de eenvoudige reden dat we geloven in de Geest die steeds opnieuw Heer is en het leven geeft.»