Op de tiende dag na Pinksteren vieren katholieken Sacramentsdag; het feest van de instelling van de eucharistie. Waar komt dit gebruik vandaan? En wat is de betekenis ervan?
Het was paus Urbanus IV die in 1264 het feest van Sacramentsdag invoerde. Urbanus heette eigenlijk Jacques Pantaléon en was vroeger aartsdiaken geweest van het bisdom Luik. Daar woonde toen een heilige kloosterzuster Juliana van Cornillon. Met een bijzondere devotie voor het sacrament van de eucharistie.
Het alledaagse leven herinnert op vele manieren aan de wijze waarop Jezus onder ons verbleef
Zij had hem verteld dat zij een visioen had ontvangen. Ze had de maan gezien met een flinke hap eruit. Twee jaar lang had zij gepiekerd over de betekenis ervan. De maan stelde de kerk voor, en dat ontbrekende stuk was een aparte feestdag voor het Heilig Sacrament. Het feest werd voor het bisdom Luik ingesteld in 1246; achttien jaar later dus voor de gehele kerk, maar dat zou Juliana al niet meer meemaken. Zij was acht jaar tevoren gestorven.
We bevinden ons in de hoge middeleeuwen. “In die tijd zocht men de vereniging met Christus niet zozeer door deel te nemen aan de heilige geheimen. Men keek er liever naar.” Aldus een pastoraal handboek voor de liturgie. Maar misschien valt er wel iets meer over te zeggen. Enerzijds was de kerk in de afgelopen eeuwen al maar klerikaler en feodaler geworden. Waar de geestelijken en de adel een bevoorrechte plaats innamen, ook in de kerk, keek het volk op een afstand onderdanig toe. Zo was de cultuur.
In Italië is de Renaissance begonnen. Een tijd waarin het mens-zijn steeds meer aandacht krijgt. En dus ook de menswording van God in Jezus. Aan het eind van de 11e eeuw schrijft Anselmus al een boek onder de titel Waarom God mens werd. In de 12e eeuw bevordert Bernardus de devotie tot de persoon van Jezus en die van zijn moeder Maria. Niet veel later zal Franciscus een levende kerststal inrichten, omdat hij met eigen ogen de armoede wilde zien, waarin God onder ons had willen komen. Het gewone, alledaagse leven blijkt vol van mysterie, en herinnert op vele manieren aan de wijze waarop Jezus onder ons verbleef. Het gewone als drager van het mysterie. Je raakt er niet op uit gekeken. “God zoeken en vinden in alle dingen”, zal Ignatius van Loyola later zeggen.
In die beweging past het heilige brood: ‘gewoon’ brood van ons, maar in de handen van de priester geheiligd tot Christus’ aanwezigheid. Rond 1200 ontstaat het gebruik om tijdens de mis na de consecratiewoorden, brood en wijn op te heffen en aan het volk te tonen, zodat het er eerbiedig naar kan opzien. In 1215 wordt de werkelijke aanwezigheid van Christus in de tekenen van brood en wijn door het concilie van Lateranen tot dogma verklaard. Thomas van Aquino zal er beroemde traktaten aan wijden en er liederen voor componeren.
Het Heilig Sacrament is een plek van stilte en eerbied, zoals die buiten de kerk nog zo weinig wordt aangetroffen
Legenden over dit thema doen hun intrede. Antonius van Padua zal met een koopman die dat mysterie niet wenst te geloven, de weddenschap aangaan dat zijn pakezel die aanwezigheid wel zou herkennen, waar hij, rijke koopman, geen oog voor heeft. Antonius wint de weddenschap: de ezel knielt voor het Allerheiligste, als het plechtig wordt langs gedragen. Aan het begin van de 15e eeuw wordt van Sint Lidwina van Schiedam verteld dat zij een hostie die niet geconsacreerd bleek, niet door de keel kan krijgen.
De Reformatie neemt wel de viering van het Avondmaal over, maar wenst niet zo ver te gaan de gedaanten van brood en wijn als werkelijke tegenwoordigheid van Christus te betitelen. Uit eerbied. Uit vrees dat gelovigen zouden kunnen gaan denken dat zij God in handen hadden in plaats van andersom. In die tijd – laten we wel wezen – bestond er soms gerede aanleiding voor die vrees. De Contrareformatie zal het feest van Sacramentsdag aanwenden om juist het verschil met de Reformatie zo sterk mogelijk aan te zetten. De aanwezigheid van Christus is niet ver weg, maar onder handbereik. Gaandeweg wordt de verering van het Altaarsacrament steeds triomfalistischer en maakt het deel uit van wat wij het Rijke Roomse Leven zijn gaan noemen.
In de zestiger jaren van de vorige eeuw raakt het op vele plaatsen in onbruik. Maar onder de huidige kerkelijke jongeren zijn er weer die devotie vinden in de uitstelling van het Heilig Sacrament om daar geruime tijd stil bij te verwijlen. Een plek en een voorwerp van eerbied, waar die buiten de kerk nog zo weinig worden aangetroffen. Stilstaan bij het heilige karakter van ons gewone leven. Mij de persoon van Jezus te binnen brengen en daarbij bedenken wat Hij voor mij betekent. En dat Hij dagelijks brood wil zijn. Misschien is dat wel wat Hij bedoelde, toen Hij ons leerde bidden: “Geef ons heden ons dagelijks brood.”