In Abu Dhabi ondertekende paus Franciscus een samenwerkingsverklaring tussen christenen en moslims. Jan Peters legt uit waarom dit document een ‘unicum in de geschiedenis’ is.
“Een vredesduif heeft twee vleugels: het verwerven van kennis en het beoefenen van gerechtigheid. […] Naast het beroemde oude adagium ‘ken jezelf’, moeten we ‘ken je broer of zus’ hoog in het vaandel hebben: hun geschiedenis, hun cultuur en hun geloof, want er is geen echte zelfkennis zonder kennis van de ander. […] Vrede sterft wanneer zij gescheiden wordt van gerechtigheid, gerechtigheid is vals als zij niet universeel is. Een gerechtigheid die alleen geldt voor familieleden, landgenoten en mede-gelovigen is een slappe gerechtigheid; het is een verkapte ongerechtigheid!”
Als je een profeet van de vrede wilt zijn, moet je daar je stem laten horen
Een paar zinnen uit de redevoering die paus Franciscus op 5 februari hield in Abu Dhabi, onderdeel van de Verenigde Arabische Emiraten, een staat aan de Perzische Golf, die diep verwikkeld is in de rampzalige oorlog in Jemen. Waarom gaat de paus naar een land dat een dergelijke oorlog voert, vroegen sommige commentatoren zich af. Maar als je een profeet van de vrede wilt zijn, zul je juist daar je stem moeten laten horen. En dat heeft hij gedaan.
Zijn korte, tweedaagse, bezoek vond zijn hoogtepunt in de ondertekening van een verklaring van dialoog en samenwerking tussen christenen en moslims, ondertekend door de paus en de groot-imam van de Azhar Moskee in Kaïro, een alom gerespecteerd spiritueel leider binnen de soennitische islam.
Dit vijf pagina’s lange document is een unicum in de geschiedenis. Voor het eerst dat twee zo belangrijke vertegenwoordigers van christenen en moslims elkaar op deze manier de hand reiken te midden van een gezelschap van 600 religieuze leiders uit beide gemeenschappen.
Geloof brengt een gelovige ertoe om in elke andere mens een broer of zus te zien
Het document over “menselijke broederschap gericht op de wereldvrede en het menselijk samenleven” begint met een gelovige oproep: “Geloof brengt een gelovige ertoe om in elke andere mens een broer of zus te zien die gesteund en geliefd wordt. Door hun geloof in God, die het universum, de schepselen en alle mensen heeft geschapen, zijn gelovigen geroepen om deze menselijke broederschap zichtbaar te maken door de schepping en het hele universum te beschermen en zorg te dragen voor alle mensen, vooral de allerarmsten en de meest behoeftigen.”
Het is in het geloof in God als schepper dat de paus en de imam elkaar vinden en het is dit godsgeloof dat de hele verklaring doordrenkt. “Wij, die geloven in God en in de uiteindelijke ontmoeting met Hem en in Zijn oordeel, doen op basis van onze religieuze en morele verantwoordelijkheid en door middel van dit document, een beroep op onszelf, de leiders van de wereld en de architecten van de internationale politiek en de wereldeconomie, om ons in te spannen om een cultuur van verdraagzaamheid en vreedzaam samenleven te verspreiden; om zo snel mogelijk in te grijpen en een einde te maken aan het vergieten van onschuldig bloed, aan elke oorlog en gewapend conflict, aan milieuverloedering en het morele en culturele verval dat de wereld momenteel teistert.”
De echte dialoog veronderstelt dat men een eigen identiteit heeft die niet wordt opgegeven
In zijn redevoering benadrukt paus Franciscus het belang van de sterke identiteit van de gesprekspartners in de dialoog: “Broederschap omvat zeker ook verscheidenheid en verschillen tussen broeders en zusters. Religieuze pluriformiteit is daar een uitdrukking van; in zo’n context is de juiste houding noch een gedwongen uniformiteit, noch een verzoenend syncretisme. De echte dialoog veronderstelt dat men een eigen identiteit heeft die niet wordt opgegeven om de ander te behagen. Maar tegelijkertijd vereist het de moed van het anders-zijn, dat wil zeggen de volledige erkenning van de ander en zijn of haar vrijheid, en daaruit voortvloeiende de persoonlijke inzet om de fundamentele rechten van de ander altijd en overal en door iedereen te laten erkennen. Zonder vrijheid zijn wij geen kinderen van de menselijke familie meer, maar slaven.”
Het document zelf gaat uitvoerig in op heikele problemen als de rechten van de vrouw, de godsdienstvrijheid die ook de vrijheid inhoudt om niet (meer) te geloven, het extremisme, de strijd en het geweld in naam van God en de godsdienst.
Het is geen theologisch, maar een maatschappelijk document. Theologische verschillen worden niet aangeraakt, het is de maatschappelijke verantwoordelijkheid die voortkomt uit het geloof in God die de grondslag is voor de hier uitgewerkte gezamenlijk inzet van gelovigen, over de grenzen van de religies heen, tot behoud van de schepping en bevordering van de wereldvrede.
Foto: groot-imam sheikh Ahmed Mohammed al-Tayeb (links), sheikh Mohammed bin Rashid (midden) en paus Franciscus /Ministry of Presidential Affairs.