Gelovigen moeten maatschappelijke verantwoordelijkheden op zich nemen en politiek bedrijven. Maar hoe stel je een carrière in dienst van het Rijk Gods op aarde?
In het Hoogste Gerechtshof van de VS moet een nieuwe rechter benoemd worden. Hoewel dit drama zich ver van hier afspeelt, is er ook voor ons veel van te leren. Er werd een kandidate voorgesteld, een briljante juriste. Maar dat ging niet zonder problemen. Zij werd voorgesteld door een president die Donald Trump heet en, wat erger is, zij is uitgesproken katholiek. En dat terwijl al vijf van de negen opperrechters katholiek zijn.
Zou het Opperste Gerechtshof zijn vonnissen laten influisteren door het gezag van Rome?
En er is nog erger. Ooit heeft zij, als professor rechten aan de katholieke universiteit Notre Dame, haar studenten opgeroepen om hun beroepsleven ten dienste te stellen van de uitbreiding van het Rijk Gods op aarde. Voor wie niet vertrouwd is met deze uitdrukking kan dit heel bedreigend klinken. Zou het Opperste Gerechtshof zijn vonnissen laten influisteren door het gezag van Rome? Dan zouden de katholieken hun macht misbruiken om de scheiding tussen kerk en staat op te heffen. Dan zouden zij geen gehoor geven aan Jezus’ woord: “Geef aan de keizer wat de keizer toekomt…”.
In onze ogen mag dit een lachwekkend misverstand lijken. Katholieken hebben over het algemeen geen moeite met de scheiding tussen kerk en staat en hebben niet het verlangen om die scheiding ongedaan te maken. Daarvan getuigt bijvoorbeeld de nauwgezetheid waarmee in onze kerkgebouwen de officiële richtlijnen inzake het bestrijden van het coronavirus worden nageleefd.
Wij aanvaarden zonder bezwaren dat op sommige gebieden de keizer, dat is: de staat, bevoegd is en op andere gebieden, althans voor ons, de kerk. Wij aanvaarden dat de staat belastingen heft, maar niet dat de staat zich zou bemoeien me de benoeming van bisschoppen (zoals eeuwen geleden wel eens het geval was). Kortom, er is een grens getrokken tussen de bevoegdheden van de kerkelijke en die van de wereldlijke macht en dat is een goede zaak.
Maar de dreiging van grensoverschrijdingen blijft. Bijvoorbeeld van de kant van de overheid, dat die de subsidiëring van de kerkelijke activiteiten zou beperken. Voor gelovigen is echter de voornaamste vraag welke verantwoordelijkheden zij kunnen en moeten opnemen in het gebied waarover de wereldlijke overheid bevoegd is. Dat ook zij daar hun stem moeten laten horen, daaraan mogen zij niet twijfelen. De vraag is hoe zij dat moeten doen, hoe zij aan politiek kunnen doen.
Kan een gelovige zich afzijdig houden van het politieke gebeuren waarvan zoveel afhangt?
Er zijn mensen die vinden dat gelovigen niet aan politiek mogen doen, dat politiek iets is voor mensen die bereid zijn hun handen vuil te maken aan het politieke spel. Maar kan een gelovige zich afzijdig houden van het politieke gebeuren waarvan zoveel afhangt?
Het evangelie roept de gelovige op om de mensenwereld te hervormen tot “het Rijk Gods”, een wereld van rechtvaardigheid, van vrede, van solidariteit. Aan die roeping mag geen gelovige zich onttrekken. Maar een gelovige mag daarvoor niet alle middelen gebruiken. Hij zal de anderen liever overtuigen dan dwingen. Hij zal hervormingen doorvoeren met behulp van de werkwijzen die het democratisch bestel, gelukkig maar, hem daarvoor ter beschikking stelt.
“Geef aan de keizer wat de keizer toekomt…” betekent dus niet het trekken van een niet te overschrijden grens tussen wereldlijke en kerkelijke bevoegdheden. Dit gezegde betekent veeleer dat de gelovigen begrip moeten hebben voor een centraal politieke overheid die in de samenleving een zekere orde handhaaft, zoals Paulus schrijft aan de Romeinen. De wetten van die politieke overheid moeten zij in de regel waarderen, soms contesteren, altijd in overweging nemen.
Evenzo moeten gelovigen begrip opbrengen, laten we dat hier onderstrepen, voor andere “wereldlijke” wetmatigheden. Ze moeten kennisnemen van de wetmatigheden van de natuurwetenschappen. Ze moeten begrijpen dat mensen onderhevig zijn aan biologische en psychologische wetmatigheden die hun soms een hulp en soms een last zijn. Ze moeten oog krijgen voor de economische en sociologische wetmatigheden waarop ze soms kunnen steunen en waaronder ze soms te lijden hebben.
Wellicht zijn er nog meer encyclieken nodig.
Gelovigen hebben op al die gebieden veel te leren en dat leren vordert soms tergend langzaam. Denk maar aan de traagheid waarmee de kerkgemeenschap inzicht heeft gekregen in het verschijnsel van de homoseksualiteit en in het probleem van de gelijkberechtiging van de vrouw. Wellicht zijn er nog meer encyclieken nodig. Pas als gelovigen voldoende geleerd hebben, staan zij helemaal klaar voor de opdracht waartoe zij geroepen zijn: het vestigen van het Rijk Gods.