De kracht van een goed gevonden woord is niet te onderschatten. Jos ondervindt de bevrijding ervan bijna aan den lijve.
Als jezuïeten leven we echt wel in onze eigen bubbel. Niet de bubbel waar je je in België vanwege corona toe moet beperken, hoewel we het op dat front opvallend goed doen; bij mijn weten is nog enkele jezuïet in de Lage Landen besmet geraakt. Maar hier doel ik op de bubbel van ons eigen taaltje. Soms denk ik dat de jezuïeten de orde zijn met het meeste jargon, maar misschien zegt elke religieuze groepering dat van zichzelf.
En bij het woord ‘bewegingen’ gaan de blikken gewoon op wazig.
Neem het woord ‘geesten’ of ‘bewegingen’. Essentiële begrippen van de ignatiaanse spiritualiteit. Maar leg ze maar eens uit. Bij mijn college over ignatiaanse spiritualiteit glimlachen de studenten theologie elk jaar meewarig bij het woord ‘geesten’. En bij het woord ‘bewegingen’ gaan de blikken gewoon op wazig, zo weet ik inmiddels. In Nederland zou iemand vragen wat je bedoelt, in Vlaanderen zwijgt de student beleefd als de professor spreekt. Terwijl het zo leerzaam is om tegenwerpingen of vragen te krijgen.
Gelukkig liep het anders toen ik onlangs met enkele novicenmeesters van de benedictijnse familie in de Lage Landen in gesprek was. Tijdens hun ‘magisterdagen’ spraken we over modellen van begeleiding en de ignatiaanse gerichtheid op innerlijke bewegingen. Ik legde uit dat niemand precies wist wat dat zijn, ook het Diccionario de Espiritualidad Ignaciana (ignatiaans woordenboek) niet, maar dat je het moet zoeken in de richting van de bewogenheid van het hart. Dat we in die bewogenheid – u voelde het al aankomen – onderscheid maken tussen een goede geest en een kwade geest. En dat die sprookjesachtige woorden duiden op het verschil tussen een bewogenheid met als bijsmaak vrede, geduld, liefde, God, of het omgekeerde.
In haar reactie merkte een Nederlandse zuster op dat die woorden haar weinig zeiden. Of je het ook mocht zien als een soort tendens die goed is, opbouwend, of niet, zo voegde ze eraan toe? Ik sprong bijna een gat in de lucht. Precies, dát is het. Merk ik dat in mijn denken en doen een tendens is van dienstbaarheid, eerbied, stilte, geloof? Of merk ik een tedens van piekeren, hardheid of cynisme?
Nu in de kerk in onze Lage Landen evangelisering en missionering de klok slaat, gun ik haar – ons – dezelfde ervaring. Ook de kerk leeft in een eigen bubbel met eigen jargon. Begrippen als genade, almacht, verlossing zijn net zo essentiëel voor ons binnen de bubbel als betekenisloos voor anderen daarbuiten. Nieuwe taal uitproberen kan een rijk avontuur zijn.
De eerste bijt je hoofd eraf, de tweede geeft eindeloze onrust
Augustinus legde de moeilijke begrippen doodzonde en dagelijkse zonde uit met een leeuw en een vlooi: de eerste bijt je hoofd eraf, de tweede geeft eindeloze onrust en is daarmee in feite net zo erg. En C.S. Lewis schrijft over vagevuur, Gods grenzeloze genade en vrije wil het sprookje De grote scheiding.
Zoeken naar nieuwe taal, daarmee staan we in een rijke traditie.