Christenen in het door geweld geteisterde Syrië hebben een identiteitsprobleem. Zijn zij op de eerste plaats christen of Arabier? En hoe houden zij zich staande in een land waar zij in toenemende mate tweederangs burgers zijn? Een analyse van Frans van der Lugt SJ.
Syrië heeft 22 miljoen inwoners, van wie er iets meer dan een miljoen christen zijn. Het percentage christenen zal verder dalen in de komende jaren: veel christenen emigreren of zouden dat willen. Momenteel heeft vaak meer dan de helft van de christelijke bevolking zich al in het buitenland gevestigd.
Natuurlijk spelen economische redenen een belangrijke rol bij deze drang tot emigratie. Velen denken dat ze het elders beter zullen hebben dan in hun eigen land. Meestal is de kijk op het eigen land te negatief en wordt het buitenland geïdealiseerd. Vaak moedigen geëmigreerden het thuisfront aan ook naar het buitenland te vertrekken. Daarnaast is er een grote, veelal armere groep die graag zou willen emigreren maar daarvoor de middelen niet heeft. De mogelijkheid bestaat wel om voor $10.000,- een visum te ‘kopen’, maar dat is niet weggelegd voor arme mensen en geeft bovendien geen garantie op vestiging in het betrokken land.
Een van de belangrijkste factoren in dit emigratieverlangen lijkt het identiteitsprobleem. Waar hoort een Syrische christen bij? Voelt hij zich allereerst christen of Syriër of misschien wel Arabier? En als iemand zich allereerst christen voelt, is het dan niet normaal dat hij in een christelijk land wil leven, daar waar hij zich echt thuis voelt? Maar is hij wel christen zoals een westerling christen is? Kan hij deel gaan uitmaken van een westerse christelijke gemeenschap? Heeft hij er niet steeds behoefte aan zich weer bij zijn eigen oosterse kerk aan te sluiten? En is zijn band met zijn kerk ook niet heel anders dan in het Westen?
De Syrische christen kan zich niet losmaken van zijn kerk. Een burgerlijk huwelijk bestaat niet; als hij wil trouwen, kan dat alleen voor de kerk. Hij kan voor de staat ook niet van zijn geloof afvallen. Wil hij geen moslim worden, dan hoort hij goedschiks of kwaadschiks bij zijn christelijke kerk. Zijn vertrouwde geloofspatronen zal hij elders niet terugvinden; altijd zal hij heimwee voelen naar zijn oorspronkelijk milieu. Bovendien is die Syrische christen ook nog eens Arabier en maakt hij deel uit van een oosterse samenleving. Diep in zijn hart zal hij zich als Arabier vreemd blijven voelen in een westerse samenleving. Hij zal zich aanpassen aan de nieuwe omstandigheden, maar verloochen kan hij zijn natuur niet.
Er zijn ook externe redenen waarom Syrische christenen zich minder thuis voelen in het land. Velen ervaren Syrië niet echt als hun vaderland omdat het in hun beleving te islamitisch om ook vader van de christenen te kunnen zijn. Sommige wetten werken ten nadele van de christenen. Trouwt een christen met een moslima, dan moet hij moslim worden. Trouwt een christenmeisje met een moslim, dan mag zij christen blijven, maar haar kinderen worden moslim. Bovendien deelt ze niet in de erfenis van haar man. Dit soort wetten moedigen de christenen niet aan in persoonlijk contact met moslims te treden.
Christenen leven ook niet gemakkelijk samen met moslims, vooral in dorpen en armere stadswijken. In dorpen die eerst christelijk waren zijn ook moslims komen wonen, die in aantal toenamen. Het gevolg is soms dat de christenen wegtrekken. Of er ontstaan als gevolg hiervan twee dorpen naast elkaar of twee groeperingen zonder veel contact binnen een en hetzelfde dorp. Mannen kunnen vaak beter met elkaar opschieten, maar zodra de vrouw er bij komt, komen er problemen. Bij bezoeken wordt men bij moslims vaak alleen door de man ontvangen, terwijl bij christenen de vrouw bij de ontvangst een belangrijke rol speelt. In rijkere milieus ligt het contact tussen moslims en christenen overigens wel gemakkelijker dan in de armere wijken.
Wat zijn de perspectieven van christenen die in Syrië blijven? Als christenen zullen ze een steeds kleinere minderheid worden. Christenen die noodgedwongen blijven zullen weinig gemotiveerd hun bestaan in Syrië voortzetten. Ze zullen blijven uitkijken naar een gelegenheid zich elders te vestigen. Maar er zijn ook christenen die er bewust voor kiezen hun geloof in een plaatselijke Syrische kerkgemeenschap te beleven en het evangelie waar te maken in een moslimwereld. Zij willen in dialoog leven met moslims om zo open te staan voor hun geloofswaarden; ze willen met hen samenwerken voor een betere samenleving. Zij beschouwen Syrië wel als hun vaderland. Kan zo’n christen zich Syriër blijven voelen als de maatschappij steeds meer islamitisch wordt? Natuurlijk ziet hij uit naar meer democratie en vrije verkiezingen. Maar hij stelt zich de vraag: baren democratische verkiezingen ook een democratisch kind?
Waarschijnlijk krijgt in Syrië bij vrije verkiezingen de soennitische gemeenschap (70 procent) het voor het zeggen. Wordt de islamitische wetgeving hun bron van bestuur of blijft er ruimte voor democratie? Christenen vrezen dat er weinig ruimte zal zijn voor democratie als de soennieten aan de macht komen. Als dit juist is, dan wordt het voor de christen moeilijker als Syriër in Syrië te leven. Enerzijds vormt hij een steeds kleinere minderheid en anderzijds wordt zijn vaderland steeds meer expliciet islamitisch. Hoe vergaat het zijn kinderen als die op school steeds meer omringd gaan worden door enkel moslimkinderen? Hoe vergaat het zijn vrouw en dochters als zij zich steeds meer moeten aanpassen aan de islamitische gewoontes?
Dit is nu eenmaal het schuitje waar we in zitten. Wellicht vaart dit schuitje eerst in islamitische wateren om dan, eenmaal die wateren moe, naar andere te koersen. En dan maar hopen dat die nieuwe wateren democratisch zijn en dat er dan nog voldoende christenen over zijn om met vrije armslag in die wateren te zwemmen.
Afbeelding boven dit artikel: Een verlaten kerk in Syrië. Foto: watchsmart/Flickr.com