Nog even en Jos is een gepromoveerd theoloog. Met een proefschrift op zak gaat hij… tja, wat eigenlijk? ‘Soms vraag ik mij af wat ik aan het doen ben.’
Het is de tijd van de zwemdiploma’s. De één na de ander halen mijn neefjes en nichtjes het begeerde papiertje. Op de familie-whatsapp getuigen bibberende lijfjes en glimmende gezichten van Het Moment. Ome Jos kan natuurlijk niet achterblijven. Gelukkig begrijpen de jezuïeten dat. Met vooruitziende blik hadden ze al wat jaren geleden – hoeveel precies zegt hij liever niet – de pater in kwestie op doctoraat gestuurd. Binnenkort zwem ik af.
Soms vraag ik mij echter vertwijfeld af wat ik aan het doen ben. Terwijl ik met een vergrootglas de teksten van het Tweede Vaticaans Concilie bekijk, sjezen collega-pastores hun parochie rond, van uitvaart hier naar huisbezoek daar. Een pijnlijk contrast. Alsof ik rustig mijn baantjes trek in het zwembad – de studeerkamer – terwijl anderen in steeds grotere wijngaarden de hitte van de dag dragen. Maar mijn medebroeders zijn verheugd. Eindelijk weer een gepromoveerde theoloog in ons midden, verzekerde mij Hans van Leeuwen, die zo’n vijftig jaar geleden doctoreerde op de toen baanbrekende theoloog Paul Tillich.
Alsof ik rustig mijn baantjes trek in het zwembad – de studeerkamer – terwijl anderen in steeds grotere wijngaarden de hitte van de dag dragen.
Zou het dan toch zin hebben, dat academisch zwemdiploma? Soms voel ik dat zelf toch ook wel. Dan merk ik hoe theologie licht kan werpen op actuele vragen, bijvoorbeeld de geloofsverdamping. Studie van de oude kerk leert dat we best ernstiger mogen worden als het gaat om catechese en geloofsvorming. Tegelijkertijd heeft dat van in den beginne tot uitwassen geleid van uitsluitende, elitaire geloofspraktijken van strenge zuiverheid in leer of leven. Of wat moeten we met de mega-parochie? Kerkhistorici relativeren door eraan te herinneren dat het christendom de eerste eeuwen vaak een minderheidspositie had, en dus verspreid was her en der.
Mijn eigen onderzoek naar de Geest vormt een uitnodiging tot ‘zachte’ vormen van geloven, als aanvoelen en onderscheiden, naast ‘harde’ vormen van woordelijk en argumenterend geloven.
De theoloog moet daarbij steeds geïnformeerd spreken, zeg maar: gehinderd door kennis van zaken.
Ik voel heel sterk dat wat ik graag ‘de dienst van het denken‘ noem geloof kan voorzien van duiding, diepte, nuance. Ze kan zelfs op allerlei manieren bevrijden, bijvoorbeeld van vrome onwaarheden als dat ‘alles altijd hetzelfde is geweest’. Of van simplistische interpretaties van de schepping in zeven dagen die tijdgenoten uitnodigen tot het ridiculiseren van geloof.
De theoloog moet daarbij steeds geïnformeerd spreken, zeg maar: gehinderd door kennis van zaken. Anders is hij of zij slechts een roeptoeter. Liefst ook zo veel mogelijk in het midden, daar waar de wijsheid zich bevindt. En mochten academische theologen wat toegankelijker leren spreken… want anders is de dienst van het denken tóch weer louter voor de eigen kring.
Op 30 mei is het diplomazwemmen. Ik train op een soepele duik, geen onhandig bommetje. En hopelijk bibber ik niet te veel op de foto’s.