In Venezuela dreigt een humanitaire ramp. Jezuïetengeneraal Arturo Sosa is Venezolaan en uit kritiek op het regime. Toch vindt hij gehoor bij enkele leden van de regering.
Achttien jaar: zolang al besturen de revolutionaire leiders Venezuela. Eerst Hugo Chavez en sinds 2013 Nicolás Maduro.
In die periode zijn er 250.000 mensen vermoord, twee miljoen mensen zijn het land ontvlucht. Economisch is het voor de bevolking een rampzalige tijd geweest. De enorme olie-inkomsten werden gebruikt voor eigen belang en puur politieke doelstellingen. Achtduizend bedrijven zijn failliet gegaan. De inflatie is opgelopen tot 700 procent op jaarbasis. Voor het eerst sinds lange tijd heerst er weer hongersnood in arme gebieden. Verdwenen ziektes als malaria zijn teruggekeerd. Al twee generaties lang wordt het onderwijs totaal gedomineerd door de socialistische staatsideologie. De misdaad grijpt om zich heen, de drugshandel krijgt een bijna officieel karakter. Ongeveer 41 procent van de cocaïne voor de Europese markt wordt via het vliegveld van Caracas uitgevoerd.
En te midden van al die onrust heeft de Kerk zich gehandhaafd.
De Kerk is altijd een veilige, heilige plek geweest. Als een staat roofzuchtig wordt, worden de verdedigers van het geloof geroepen om de mensen de juiste richting te wijzen: weg van het overheidsgeweld, terug naar God. Ze herinnert de mensen eraan, dat Hij er nog steeds is. Dat Hij de ellende ziet en zorg draagt voor mensen. Deze belangrijke rol speelt de Kerk overal waar de staat zich als God presenteert.
Voor het eerst sinds lange tijd heerst er weer hongersnood in arme gebieden
Zo’n toevluchtsoord is ook de Kerk in Venezuela geworden. Omdat de revolutionaire krachten proberen de laatste sporen van vrijheid en van de mogelijkheid om volgens het eigen geweten te denken en te handelen uit te wissen, zien ze de Kerk als wellicht hun grootste bedreiging. Milities ter ondersteuning van de regering hebben zelfs bij verschillende gelegenheden missen verstoord in de hoofdstad Caracas, om kerkelijke leiders het zwijgen op te leggen.
Milities ter ondersteuning van de regering hebben zelfs bij verschillende gelegenheden missen verstoord.
De bisschoppen hebben, met steun van het Vaticaan, recent nog in alle kerken een scherpe brief laten voorlezen. Ze roepen daarin de bevolking op ‘zich niet te laten intimideren’, maar ‘met vreedzame en democratische middelen in opstand te komen tegen de dictatuur’, want ‘nog nooit hebben zo veel Venezolanen van afval moeten leven’.
De Kerk blijft worstelen met de vraag hoe ze de juiste weg kan vinden in de spanning tussen haar verantwoordelijkheid voor de mensen en de trouw aan haar roeping en goddelijke zending. Inmiddels raakt de politiek steeds verder verlamd. De problemen nemen steeds verder toe, van een economische crisis op weg naar een onvermijdelijke humanitaire ramp. De Kerk blijft zich onvermoeibaar inzetten. Regelmatig roept zij om de vrijlating van politieke gevangenen. Doorlopend waarschuwt ze tegen de geweldsspiraal, die het wanbestuur heeft veroorzaakt. Ze heeft haar stem verheven tegen de vreselijke omstandigheden en ontberingen van mensen die leven in groeiende armoede. De Kerk roept om een oplossing voor dit onmenselijke probleem.
De nieuwe generale overste van de Sociëteit van Jezus, pater Arturo Sosa, is zelf geboren in Venezuela. Hij is er docent geweest aan de katholieke universiteit Andrés Bello. Met zijn kenmerkende zachte stem heeft hij doorlopend met kracht gepleit voor het herstel van de menselijke vrijheid in Venezuela.
De staatsideologie is ‘een systeem van onderdrukking, niet een politiek systeem dat de noodzakelijke legitimiteit bezit om in alle rust te mogen functioneren’, verklaarde hij nog onlangs. Hij beschreef deze ideologie als ‘een dirigistisch regime’. Hij zei: ‘Van hier is het maar één stap naar een volledige dictatuur’.
De problemen nemen steeds verder toe, van een economische crisis op weg naar een onvermijdelijke humanitaire ramp.
Ondanks zijn uitgesproken kritische stellingname vindt hij toch gehoor bij enkele vooraanstaande leden van de regering van president Maduro. Zelfs revolutionaire hardliners als Maripili Hernández (voormalige minister voor Jeugdzaken en actief propagandiste voor de regering Maduro) luisteren naar wat hij zegt. Kort geleden merkte zij op: ‘Het voordeel dat Arturo heeft in vergelijking met veel leden van de Venezolaanse katholieke hiërarchie, is dat hij zich weliswaar kritisch uit over de regering, maar dat op een serene manier en met redelijke argumenten doet.’
De dictatuur gaat nu een beslissende fase in. Deze kan leiden tot een collaps die ruimte maakt voor een terugkeer naar de democratie, maar evengoed tot een ontwikkeling naar een nog sterker en nog rampzaliger autoritair systeem.
De Kerk in Venezuela heeft in het verleden in wisselende situaties steeds opnieuw haar wisselende rol moeten vinden. Wellicht zal haar nu spoedig worden gevraagd een nieuwe rol in te vullen, een nieuwe fase in haar eigen geschiedenis, wanneer het onvermijdelijk lijkende gebeurt in Venezuela.
Vertaling en bewerking: Jan Peters SJ.
Een uitgebreide versie van dit artikel verscheen in America.