De ingrediënten voor een nostalgisch gouden priesterfeest liggen klaar. Het pakt anders uit.
Een stralende zondagochtend in mei. Wanneer ik het dorp in het oosten van Brabant binnenrijd, word ik verwelkomend door een dubbele rij geel-witte vlaggen, van de ingang van de kerk tot aan het gemeenschapshuis. De plaatselijke fanfare is de instrumenten aan het uitpakken en de klokken van de kerk beieren er feestelijk op los; de kerk stroomt vol.
Het is feest in het dorp. Frans, de oud-pastoor van de parochie, komt deze dag even terug om hier zijn gouden priesterfeest te vieren. Vijftig jaar geleden is hij in Den Bosch tot priester gewijd door de in Brabant nog steeds legendarische bisschoppen Bekkers en Bluyssen; vijfentwintig jaar lang is hij de herder van deze parochie geweest, heeft lief en leed met deze mensen gedeeld. En nu even terug in hun midden.
Als ik de kerk binnenloop, dringt het tot me door dat alle ingrediënten klaar liggen voor een feest van de nostalgie.
Er blijven zieners nodig, mensen die blijven wijzen op kleine tekens van hoop
Het pakt anders uit. Geen nostalgie in deze eucharistieviering, weinig terugblik; teksten en liederen getuigen van vertrouwen, van hoop op een blijde toekomst. “Als God ons thuis brengt, dat zal een droom zijn.” De droom staat centraal. Frans spreekt over zijn dromen van vijftig jaar geleden, natuurlijk… Het was een tijd van dromen en visioenen, paus Johannes, het concilie; alles zou mooier en gelukkiger worden, de kerk en ook de hele maatschappij.
Maar Frans spreekt liever over zijn dromen van nu, dromen over een goede toekomst. Want optimistisch blijft hij en dat probeert hij in deze viering weer opnieuw aan ‘zijn mensen’ over te dragen. Hij kent de problemen, wellicht beter dan wie ook, hij aarzelt niet ze te benoemen, maar vandaag wil hij vooral bemoedigen. Vooruit kijken, er het beste van maken, geloven dat het kan. En als ik de mensen in de kerk zie, slaagt hij hier opperbest in.
Er blijven zieners nodig – zegt hij – mensen die ons verder laten gaan en blijven wijzen op misschien kleine tekens van hoop en geduld, blijven wijzen op die droom van God en mensen.
Uit volle borst zingt de gemeenschap tenslotte het lied van Sint Laurentius, de patroon van deze kerk, een eigen lied op een tekst van een vroegere pastoor. Een lied van saamhorigheid, van gemeenschap, van vertrouwen, Gods volk onderweg.
Samen heil bewerken, niemand aan de kant
zorgen, helpen, kerken, geeft elkaar de hand
Sint Laurens door d’ander, werd gij vuur en vlam
staat in voor elkander: Uw en ons program
Wanneer ik het liturgieboekje dichtvouw op het eind van de viering, lees ik op de achterkant, met grote letters en in goed Brabants: “Ut kumt goët.”
De stralende zon buiten en de opeens niet meer nostalgisch aandoende vlaggen onderstrepen deze droom: “Ut kumt goët.”