Mogen islamitische vrouwen op straat een hoofddoek dragen, of joden een keppeltje? Moet religie niet helemaal verdwijnen uit de openbare ruimte? De Franse jezuïet François Euvé pleit voor een beter begrip van het principe van ‘laïcité’.
Het begrip ‘laïcité’ wordt door politici momenteel op twee totaal verschillende manieren gebruikt. De wetgeving op dit punt – die al dateert van 1905 – had oorspronkelijk de intentie om elke bemoeienis van de overheid met de godsdienst uit te sluiten.
We zien steeds meer uitingen van religiositeit in het straatbeeld, en tegelijkertijd een sterker wordende laïcité
Deze term wordt in het politieke en maatschappelijke debat echter ook gebruikt als een breekijzer om elke uiting van religiositeit uit het openbare leven te bannen. Vooral sinds de komst van de islam naar Frankrijk en door de steeds grotere zichtbaarheid ervan in het straatbeeld is het debat opnieuw opgeleefd. De laatste twintig jaar is die zichtbaarheid sterk toegenomen: de bouw van nieuwe moskeeën en het dragen van de sluier door moslima’s.
Dit is gepaard gegaan met vergelijkbare ontwikkelingen bij andere godsdiensten. Zo is bij joden het dragen van het keppeltje duidelijk toegenomen. We zien steeds meer uitingen van geloof en religiositeit in het straatbeeld. Aan de andere kant zien we ook een sterker wordende, zelfs agressieve vorm van laïcité die alle religieuze uitingen en symbolen wil terugdringen naar het privéleven van de gelovigen.
De achtergrond van de toegenomen religieuze zichtbaarheid is enerzijds een gevolg van de behoefte van de gelovige aan versterking van de eigen identiteit. Anderzijds is het ook een uitdrukking van het besef dat godsdienst een belangrijke maatschappelijke en politieke factor kan en moet zijn. Dat de laatste tijd religieuze leiders een meer prominente rol zijn gaan spelen in het politieke debat versterkt dit gevoelen.
Als de zichtbare tekenen enkel een bevestiging zijn van de eigen identiteit in relatie met de identiteit van anderen, is het geen probleem. Maar als het een symbool is van een houding: “wij hebben onze eigen cultuur en wij willen niets met die van jullie te maken hebben”, dan is het een levensgroot probleem. Hoe moet je zo bijvoorbeeld het dragen van de sluier door moslima’s interpreteren? Wil ze daarmee zeggen: “ik ben geen Française” of simpelweg: “ik ben moslima”?
Echte laïcité is niet antireligieus
Naast deze vorm van religieuze zichtbaarheid in bijvoorbeeld de kleding is er ook een andere categorie, die eerder cultureel dan religieus is bepaald. Dat betreft onder meer de kruisbeelden op kruispunten van wegen of de dominante aanwezigheid van kerken in de oude stadscentra. Dat is een totaal ander debat; dit zijn geen symbolen van scheiding of van oppositie tegenover het openbare leven.
Laïcité wil eigenlijk zeggen dat iedereen erkend wordt voor wat hij als mens is in zijn totaliteit, ook in het publieke leven. Echte laïcité is niet antireligieus, maar wil wel verhinderen dat een bepaalde religie dominant wordt in het openbare leven. Als de aanwezigheid van christelijke symbolen in de publieke ruimte tegen andersgelovigen wil zeggen: “er is hier geen plaats voor jullie”, dan is dat in strijd met de laïcité. Als een burgemeester een kerststal in het gemeentehuis laat opstellen omdat dit een onderdeel is van de cultuur, dan is dat prima; als hij hiermee aan niet-christenen wil aangeven dat er voor hen geen plaats is, dan is dit misplaatst.
In het momenteel weer opgelaaide debat schuilt het risico van een groei van antireligieuze sentimenten. Het is daarom goed dat er een dialoog op gang is gekomen tussen de verschillende godsdiensten om gezamenlijk het gesprek aan te gaan over de ruimte voor en de plaats van de godsdienst in al haar diversiteit binnen het openbare domein.
Dit artikel is gebaseerd op een gesproken bijdrage op Radio Vaticana. Vertaling & bewerking voor Ignis: Jan Peters SJ.
François Euvé SJ is een Franse theoloog en wetenschapper. Hij is hoofdredacteur van het tijdschrift Etudes.