U zal het met mij eens zijn dat Aswoensdag en de vasten dit jaar vroeg beginnen. Ik ben nog niet helemaal bekomen van het voorgaan in kerstvieringen, het nieuwjaar gedoe, het afnemen en verbeteren van examens aan de faculteit Theologie en Religiewetenschappen en hopsa, er moeten alweer palmtakjes verbrand worden tot as om de vasten te beginnen.
Voor wie nieuwsgierig is naar de ingrediënten van het Aswoensdag-mengsel: er wordt natuurlijk vocht bij de as gedaan, meestal een scheutje witte miswijn. Peper en zout ontbreken, nochtans is het een spiritueel pittig mengsel: Bekeer u! Daar komt het op neer. Reset 2.0 waarbij vallen en opstaan gegarandeerd is.
In al het ‘bekeer u’-werk is één ding zeker: askruisjes beroeren. Wie als zorgpastor werkt, wat ik al veertien jaar doe – weet dat Aswoensdag niet alleen een drukke, maar ook een bijzondere dag is. Ik was al dagen op voorhand bezig met te bedenken wat ik zou zeggen bij het uitdelen van askruisjes. Ik vond immers dat je niet zomaar aan ernstig zieke mensen kon zeggen dat ze tot as zouden weerkeren zonder hun context en gevoelens te kennen. Wat zou bekeren voor hen kunnen betekenen? “Keer je naar God die jou zoekt en op jou wacht met liefde”. Dat was eerder één van de formules waar ik mee naar de kamers kon.
Ik ben hier God, kom mij maar zoeken
Elke Aswoensdag werd ik getroffen door het aantal patiënten dat een askruisje vroeg, maar vooral door hun reacties. Ontroering, tranen, gedragen stilte, prachtige reacties. Eén iemand zei: “Ik ben hier, God, kom mij maar zoeken”.
En zo begon de vasten steevast: in verbondenheid met hen voor wie het de laatste keer was, met hen die een stevige existentiële schok hadden gekregen door hun diagnose, met hen die getekend werden door broosheid. Het deed me stil worden en beseffen welke heilige grond ik dagelijks mocht betreden.
Ik had het voorrecht ooit in een woestijn te mogen verblijven. Sindsdien beleef ik het verhaal van Jezus in de woestijn, dat we steevast horen aan het begin van de veertigdagentijd, heel anders. Ik kan het mij inbeelden. In de onmetelijkheid, verlatenheid en totale stilte van de woestijn kom je jezelf tegen, je grootste angsten en verleidingen.
De confrontatie met alleen mezelf was te groot
De eerste nacht in de woestijn wilde ik er weg. Ik telde de uren af tot de ochtend. De confrontatie met alleen mezelf was te groot. En ik vond of voelde God niet. Petje af voor de woestijnvaders, voor Jezus en voor iedereen die deze confrontatie niet uit de weg ging. Een woestijnervaring is een begrip dat terecht spiritueel respect afdwingt.
Maar door het feit dat er in onze traditie zoveel belangrijke verhalen zich afspelen in de woestijn, is er ook een neiging om die te gaan romantiseren. Er was helemaal niets romantisch aan. Afgesloten zijn van elk gevoel van verbondenheid is hel, en ik kan me voorstellen dat je dan de duivel ontmoet, het slechtste van de mens. De stem van verleiding die doet fantaseren over macht, geld, zekerheid. Net dat wat niet gelukkig maakt.
Vasten is voor mij niet langer geen chocolade eten. Wie mij kent, weet dat het een onbegonnen zaak is. Wel is het voor mij een oefening om genoeg ruimte te creëren om God te ontmoeten in mijn kwetsbaarheid en eindigheid (ook ik zal ooit een hoopje as zijn). Daarvoor heb ik tijd nodig. Stiltetijd, fietstijd, wandeltijd, kerktijd, niets-tijd om in mezelf te keren en de rode draad weer te zien.
Foto door Ahna Ziegler via Unsplash