De film Elysium is een dystopisch toekomstverhaal, dat ons veel over onze eigen tijd leert. Een bespreking.
Los Angeles in 2154 is Mexico City geworden: een gigantische sloppenwijk waar werk, veiligheid en gezondheid schaarse goederen zijn. Groen is er nauwelijks en de lucht is altijd geel en grijs van de vervuiling. De technische vooruitgang bestaat uit robotten als loketbedienden en als ordebewaarders op straat. “Wilt u een menselijk wezen spreken?”, vraagt er één aan onze held Max (Matt Damon) na een gesprekje op het politiebureau. Het zegt iets over onze tijd dat die robotten erg herkenbaar zijn.
Maar aan de vuile hemel blinkt een ster, die we kennen van Mercedes Benz: Elysium, het ruimtestation waar de rijken wonen. In hun landhuizen staat een machine die de zieken in een oogwenk gezond maakt, zodat ze weer champagne kunnen drinken en een woordje Frans met elkaar kunnen wisselen. De orde wordt er bewaard door minister Jessica Delacourt (Jodie Foster); aan haar de taak om de arme aardbewoners buiten te houden. Opnieuw zegt het iets over onze tijd dat drie zinnen uit haar samengeknepen mond volstaan om de mentaliteit van de gated communities ook in onszelf te ontdekken.
Alleen de bloesemboompjes herinneren ons nog aan de utopie en dystopie waarmee het allemaal begon
Het verhaal begint met Max die op het werk een ongeluk krijgt en nog maar vijf dagen te leven heeft, tenzij hij naar Elysium kan gaan. Al snel scharen zich een paar ‘sympathieke’ boeven en een jeugdliefde aan zijn zijde, terwijl de tegenpartij geleid wordt door de gestoorde vrijbuiter annex geheim agent Kruger (Sharlto Copley). Science fiction vermengt zich dan met western en thriller, en alleen de bloesemboompjes langs de metalen loopbruggen op Elysium herinneren ons nog aan de utopie en dystopie waarmee het allemaal begon.
Het zijn precies die beelden die de film de moeite waard maken. Het acteerwerk van Jodie Foster en van Matt Damon voordat hij ‘robotman’ wordt, tezamen met het vlotte tempo maken dat de film (109 min.) geen moment verveelt.