Een zwevende kubus nodigt uit om te mediteren over licht en schaduw, volheid en leegte, kwetsbaarheid en kracht. Een overweging bij de installatie Intersections van kunstenares Anila Quayyum Agha.
Alles zal zwichten en verwaaien
wat op het licht niet is geijkt…
(Huub Oosterhuis)
In de Spaanse stad Valladolid liep onlangs, als laatste uitloper van de activiteiten ter ere van de vijfhonderdste verjaardag van de geboorte van de heilige Theresa van Avila, de opmerkelijke tentoonstelling Nada temas, dice ella. Cuando el arte revela verdades místicas (Vrees niets, zegt zij. Wanneer kunst mystieke waarheden openbaart). Het Nationaal Museum voor Beeldhouwkunst, dat unieke historische beelden herbergt, ging in dialoog met hedendaagse werken van uiteenlopende aard die de draad van ‘het diepere’ opnieuw willen opnemen, of althans, schoorvoetend misschien, suggereren.
Hier wil ik stilstaan bij één van de werken op deze tentoonstelling, en wel een installatie van de Pakistaanse kunstenares Anila Quayyum Agha, Intersections (2013-2015). Deze installatie, overduidelijk geïnspireerd op een heuglijk bezoekje aan het onovertroffen Alhambra in Granada, vult de hele zaal. Je stapt er als het ware in, achter zware gordijnen. Op slag ben je in een andere wereld, een Arabische droom van duizend en één nacht, een sprookje van licht en arabesken waar elk hoekje en kantje geornamenteerd is, als ware alles van kant gemaakt.
Het licht maakt van de doodgewone kamer een kostbaar tabernakel
Toch ademt het geheel eenvoud, orde en harmonie uit. In de adembenemende stilte hangt, eigenaardig, leeg, maar mooi, een kooi, als een heilig tabernakel, een zwarte doos die nog alle geheimen – of hoop – in zich draagt; fascinerend brutaal zoals Kubricks mysterieuze monoliet in 2001: A Space Odyssey. In die zwevende, zwartstalen kubus van twee bij twee bij twee meter gloeit enkel, uitdagend eenvoudig, een lampje. Dit is de enige lichtbron die de naakte ruimte in geometrische schaduwen kleedt. Dat is alles. Op kousenvoeten begeef je je in deze feeërieke, spirituele ruimte waar alles, wanden, vloer en plafond, bezet lijkt te zijn in kostbaar fluweel tapijt.
Deze installatie integreert het museum in haar wonder. Het licht maakt van de doodgewone kamer een kostbare doos, een waardevol tabernakel bekleed met het fijnste maaswerk van het meest etherische materiaal: schaduw. Het licht spreidt de schoonheid van de kooi uit tot aan de grenzen van de ruimte. Het licht houdt die schoonheid niet voor zich, maar bevrucht de witte wanden met mashrabiya-motieven ontleend aan de Arabische doos. Het gaat hier in de installatie niet om de doos, maar om de schaduwen, die broze, meest over het hoofd geziene materie die het hier haalt op het sterke staal, dat enkel een instrument is, een voorwendsel voor het wonder waar je instapt en even deel van uitmaakt. Die broosheid maakt de installatie zo uniek. Een klein tikje en alles begint te bewegen.
In het hart van de doos brandt het licht, als oorsprong van alle licht. Je kunt er niet bij. De kooi beschermt dat kostbare licht, een ordinaire gloeilamp. Het innerlijk licht in elk van ons, onze inwendige godslamp, laat ook onze schoonheid doorgloeien tot ver buiten ons, misschien net daar waar wij begrensd zijn. Het innerlijk, goddelijk licht in ons bekleedt onze begrenzingen met schoonheid, met onze schoonheid. Die schoonheid, overduidelijk in het stevige, stoere staal, wint aan kwetsbaarheid, breekbaarheid en kostbaarheid aan de grens.
Deze installatie nodigt uit om te mediteren over licht en schaduw, volheid en leegte, innerlijkheid en begrensdheid, zwaarte en licht, kwetsbaarheid en kracht. Zwaar zweeft de kooi; leeg, maar vol, overvol, boordevol licht: het is een lamp. Staalhard maar met een broze mashrabiya-signatuur. Kostbaar, innerlijk licht dat daarbuiten, op de grens, in kwetsbare schaduwen geschiedenis schrijft.
Licht, kind in mij, schijn uit mijn ogen
of ergens al de wereld daagt
waar mensen waardig leven mogen
en elk zijn naam in vrede draagt…