Is de liefde inderdaad zo sterk als de dood? Regisseur Michael Haneke stelt deze bijbelse wijsheid op de proef in zijn briljant vormgegeven film Amour. Een bespreking.
Het is zeer terecht dat de film Amour met de Gouden Palm van Cannes 2012 is bekroond. De oude Oostenrijkse regisseur Michael Haneke heeft weer een meesterwerk geleverd. De film is unaniem geprezen. De twee hoofdrollen worden vertolkt door Jean-Louis Trintignant en Emmanuelle Riva, die ons al meer dan een halve eeuw bekend zijn uit respectievelijk Et Dieu… créa la femme uit 1956 en Hiroshima mon amour uit 1959. De bijrollen zijn deels sympathiek – de buren –, deels hardvochtig – de dochter van het echtpaar, een anti-muze, en een even bekwame als meedogenloze verzorgster.
Het verhaal. Een ouder echtpaar, musici en rijk, takelt af. Nadat Anne, de vrouw, een black-out van enige minuten heeft gehad, begint zij te lijden aan een geheugenstoornis. Een herseninfarct, een operatie, een tweede herseninfarct worden gevolgd door toenemende dementie. De man, Georges, wil haar zelf verplegen. En hij blijft dat tot het einde doen met grote tederheid.
Je ruikt de keukenluchtjes, raakt dekens en gezichten aan, proeft de thee
Tot het einde, want hij heeft uitdrukkelijk, zij het onder haar zware druk, beloofd haar nooit in een zieken- of verzorgingshuis te laten opnemen. Om die belofte draait alles. Ten slotte vertoont ook hij tekenen van veroudering, heeft angstdromen en raakt vertellend in een verhaal verward dat hij zelf niet meer kan ontknopen. Dat luidt het einde in.
Door de uitgekiende vormgeving komen in de film alle zintuigen aan hun trekken. Je lijkt het appartement met zijn boeken, parketvloer, keukenluchtjes te ruiken. Je raakt dekens en gezichten aan en je rijdt in een rolstoel door het smalle gangetje. Je proeft de thee, de pap en de salade. Je hoort het slikken, het ruisen van het water en de muziek van Chopin. En op het ritme daarvan zie je hoe Anne in haar rolstoel een barcarolle danst. De vleugel staat op de achtergrond, hij spreekt van het muzikale verleden dat steeds verder terugwijkt. Chopin wordt driemaal gespeeld, in de concertzaal, door een oud-leerling op de vleugel en ten slotte alleen op de band. Decrescendo.
Ook de eenheid in de film is perfect; plaats, tijd en handeling bevatten slechts één proces, dat van de aftakeling. De film is van een extreme eenvoud, de wereld wordt binnen de muren van een Parijs appartement bij elke scène kleiner. Haneke zegt dat hij alles laat spelen in een rijk milieu om een sociaal drama rond geldgebrek, standsbesef en dergelijke te ontwijken. Het is onze menselijke existentie die ter sprake komt. De gevoelens worden alsmaar innerlijker, en inniger.
De grote vraag naar de zin van het zinloze lijden blijft staan
Het publiek kijkt en luistert ademloos. De vorm doet denken aan een precisie-mechaniek. Bedwelmende perfectie. Angstig wacht ieder op het einde, en de regisseur maakt kritische distantie onmogelijk. Sommigen noemen Haneke een sadist omdat hij door zijn geniale vormgeving de diepste emotie doet samengaan met een bijna absolute koelheid.
Welke is het sterkst? Zou de liefde zo sterk zijn als de dood? Dat staat in het bijbelse Hooglied (8:6). Of legt zij het toch af tegen de dood, zoals de regisseur schijnt te suggereren. Wordt de kijker deelgenoot van de keuze waartoe de belofte dwong, de grote vraag naar de zin van het zinloze lijden blijft ook voor hem staan. Loopt het vangen van de duif die is binnengevlogen door een openstaand raam, uit op verstikking of vertroeteling, op liefde of dwang?
Bekijk de trailer van de film (Engels ondertiteld):