Merkwaardige taferelen op de tentoonstelling ‘Thuis in de Bijbel’ in het Catharijneconvent: Johannes doopt in een Hollandse sloot, Abraham en Mozes hoeden ferme Vlaamse ossen. Waarom kozen schilders vroeger voor hun vertrouwde omgeving om Bijbelse verhalen in af te beelden?
De Bijbel en moraal liggen dicht bij elkaar. Talloze voorwerpen op de Utrechtse tentoonstelling ‘Thuis in de Bijbel’ bewijzen dat: een zilveren broeksknoop met de afbeelding van Jozef op de vlucht voor de vrouw van Potifar, wit tafellinnen met de tekening van de kuise Suzanna, een schilderij van de verloren zoon in een liederlijke omgeving ergens in Brabant.
Maar de tentoonstelling behelst meer dan stichtelijkheid. De prachtige reeks Vlaamse en Hollandse meesters uit de zestiende en zeventiende eeuw laat zien hoe, in navolging van de Italiaanse trecento, eigentijdse woningen, steden en landschappen het decor kunnen vormen van Bijbelse taferelen. Het Bethlehem waar Jezus wordt geboren ligt midden in de West-Europese ijstijd van de zestiende eeuw. We denken ook aan de Goudse glazen, die de prediking van Johannes de Doper laten plaatshebben bij een oer-Hollandse sloot. En de oudtestamentische veekudden van Abraham en Mozes worden meermalen vertaald in ferme Vlaamse ossen en onmiskenbare Lakenfelders. Soms overvleugelt ook hier de allegorie de werkelijkheid, en moet een stadsbrand van Antwerpen bijvoorbeeld dienen als perspectief van de eindtijd. Dat is het werk van de Breughels, van Bloemaert, d’Hondecoeter, Jan Steen en vele andere, minder bekende schilders.
De eigentijdse vertaling dient ook om de wereld en vooral de kijker Bijbelser te maken
Een nog inniger identificatie bestaat op enige schilderijen waarin niet alleen het decor anachronistisch is, maar ook de gezichten. De burgers laten zich in de zeventiende eeuw soms portretteren als Bijbelfiguren. Een Amsterdamse familie poseert met haar totaal onsemitische koppen bij Sichem, rond een duidelijk Hollandse koe welke op z’n bijbels geofferd gaat worden, maar die meer lijkt op een reclamespot voor de kaashandel van de opdrachtgever.
Nicolaes Moeyaert, God verschijnt aan Abraham te Sichem.
Maar hier is ook iets heel anders aan de hand: de eigentijdse vertaling dient niet alleen om ons de Bijbel duidelijk te maken en de blijde boodschap beter naar ons over te brengen, maar ook, wellicht, om de wereld en vooral de kijker Bijbelser te maken – in omgekeerde zin dus. In de eeuwen die ons hier bezig houden schreef bijvoorbeeld Ignatius van Loyola in 1548:
Ik maak me tot een knechtje, onbeduidend en onwaardig, en ik kijk de personen rond de kribbe aan, aanschouw ze en dien ze waar het nodig is, alsof ik erbij was…
Vooral op de zeventiende-eeuwse schilderijen drukken de gezichten op een eigentijdse manier een werkelijke aanwezigheid uit. Dan verhalen de oude meesters niet alleen Bijbelse geschiedenissen maar getuigen ze ook van een diep persoonlijk geloof. De H. Schrift blijkt meer dan een boek, zij leidt tot mystiek. De oude Bijbel komt niet alleen tot ons maar wij gaan in de Bijbelse werkelijkheid staan.
Op de tentoonstelling kan het decor overrompelend zijn, de personages soms te gewoon, of theatraal. Prachtige landschappen zijn natuurlijk nooit weg, maar doen op een Bijbel tafereel niet altijd ter zake. Maar in het grensgebied, waarin zich bijvoorbeeld ook heiligenlevens, kerkelijke kunst en oratoria bewegen, heerst zelden een perfect evenwicht tussen geloof en actualiteit, tussen esthetiek en religie. De expositie in Utrecht nodigt uit om naar dat evenwicht op zoek te gaan. Hier en daar, te midden van veel schoonheid, blinkt een parel.
De tentoonstelling ‘Thuis in de Bijbel. Oude meesters, grote verhalen’ is nog t/m 10 augustus 2014 te zien in Museum Catharijneconvent, Utrecht. Meer informatie: website Catharijneconvent.