Ze zijn niet meer weg te denken uit de kerststal: de os en de ezel. Maar wat doen ze daar? Dit zeggen Bijbelse, historische en artistieke bronnen erover.
Even aandacht gevraagd voor de nederigste aanwezigen rond de kribbe: de os en de ezel. Ze worden niet in het evangelie genoemd. Toch hebben ze een Bijbelse oorsprong. Jesaja (1:3) zegt:
Een os kent zijn eigenaar, een ezel de krib van zijn meester; maar Israël weet van niets, mijn volk heeft geen begrip.
Deze zelfkritiek van Israël, verwoord door de profeet, wordt door de kerkvaders in verband gebracht met het kind in de kribbe. Het wordt erkend door de beide dieren. De os – een rein dier in de joodse traditie – symboliseert de kerk uit de joden, de onreine ezel staat voor de kerk uit de heidenen. Deze interpretatie gaat terug op Origenes in de derde eeuw na Christus.
Er is nog andere een tekst uit het Oude Testament die op het kerstgebeuren werd toegepast. In de Griekse Septuagint-vertaling is namelijk bij Habakuk (3:2) te lezen:
In het midden van twee dieren zult Gij herkend worden.
Op Goede Vrijdag zag men in deze tekst Jezus aan het kruis tussen de twee gekruisigde misdadigers, maar op Kerstmis het kind in de kribbe tussen de os en de ezel.
Op de hier afgebeelde vroegchristelijke sarcofaagdeksel wordt geen menselijke situatie weergegeven:
Maria zit aan het uiteinde met afgewend hoofd, er is geen contact tussen moeder en kind. Het gaat om de theologische inhoud van het gebeuren. Het kind is naar verhouding groot afgebeeld, zodat men ziet dat het een buitengewoon kind is. Rechts staat een herder, links zien we de drie wijzen. Ook zij symboliseren respectievelijk de kerk uit de joden en de kerk uit de heidenen. Op dit reliëf wordt dus op twee manieren verwezen naar de openbaring aan de joden en de heidenen.
De zojuist besproken voorstelling zit vol symboliek, maar het menselijke blijft op de achtergrond. Dit verandert in de twaalfde en dertiende eeuw. Zo is bij de geboorte op dit reliëf uit de kathedraal van Chartres (ca. 1230) de symboliek gebleven:
De os en de ezel – de kerk uit de joden en de kerk uit de heidenen – zijn heel nadrukkelijk aanwezig. Zij staan aan weerszijden van het kind overeenkomstig de tekst uit Habakuk. De kribbe is tegelijkertijd een altaar. Volgens een middeleeuwse verklaring verwijst het kind in de kribbe naar het lichaam van Christus op het altaar en naar het brood van de eucharistie. Maar tegelijkertijd is hier een menselijke situatie weergegeven: de moeder drukt de windselen opzij om het gezichtje van het kind te kunnen bekijken.
In 1223 organiseerde de heilige Franciscus van Assisi een kerstviering in een grot bij Greccio met een kribbe en een echte os en ezel. In zijn levensbeschrijving van Franciscus schrijft Bonaventura in 1261 “hoe de zalige Franciscus, ter nagedachtenis van de geboorte van Christus, een kribbe liet opzetten, met stro, een os en een ezel. Hoe hij preekte over de geboorte van de arme koning”. Franciscus zelf formuleert zijn bedoeling aldus:
Ik wil de ongemakken van dit kind echt maken voor de ogen van het volk en voor mijn eigen hart, ik wil hem zien liggen op stro, in een voederbak als wieg, warm gehouden door de asem van een os en een ezel.
Hier is geen sprake meer van symboliek. Geen altaar, maar een voederbak als wieg. De os en de ezel fungeren niet om de kerk uit de joden en de heidenen te symboliseren, maar om het kind met hun asem warm te houden. Opvallend zijn de woorden ‘ogen’, ‘zien’ en ‘hart’: kijken en je laten ontroeren.
Een anonieme franciscaan schreef rond 1300 een meditatieboek over het leven van Christus, waarin hij allerlei details bedacht om het verhaal levensecht te maken. Af en toe onderbreek hij het verhaal met aansporingen aan de lezer tot rechtstreekse deelname. Ook de os en de ezel komen ter sprake. Nadat Maria het kind in de kribbe had gelegd,
…vielen os en ezel op de knieën, staken hun koppen boven het kribbetje en bliezen door hun neusgaten, als hadden ze verstand ontvangen om te begrijpen, dat deze arme kleine, zo sjofel gekleed, behoefte had aan warmte in deze zo strenge koude. Toen knielde Maria neer, aanbad en dankte God… En gij, die zolang hebt gedraald, buigt ook gij de knie…
In deze geest heeft ook de Haarlemse kunstschilder Geertgen tot Sint Jans in de tweede helft van de vijftiende eeuw een meditatieve voorstelling gemaakt waarbij de beschouwer dicht bij het gebeuren wordt betrokken:
Er is ingezoomd op het kind in de kribbe, dat omgeven is door engelen, Maria en Jozef, de os en de ezel. Ook de beschouwer doet mee. Hij sluit als het ware de kring rond het kind.